Het is onderzoekers van Wageningen University & Research nog niet gelukt om het verspreidingsmodel Stacks voor stalgebouwen te valideren. Reden daarvoor is dat zich in de onderzoeksperiode geen situaties met (middel)hoge stalbijdragen hebben voorgedaan. Met dit onderzoek probeerden de wetenschappers emissies die Stacks voorspelt, in de buitenlucht terug te vinden en te meten. Zij roepen op om het onderzoek te herhalen bij een groter pluimveebedrijf.
Verspreidingsmodel Stacks is al jarenlang gebruikt voor vergunningverlening rond geur en fijnstof uit stalgebouwen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wilde het model ook gaan gebruiken om verspreiding van zwevende endotoxinen te kunnen voorspellen. Daarvoor is Stacks de afgelopen jaren geschikt gemaakt. Als laatste stap moest getest zijn of de verspreiding die het model voorspelt, in de buitenlucht ook daadwerkelijk gemeten kan worden. Dit noemen we het valideren van een model.
Uitsluitend lage stalbijdragen gemeten
“Op basis van de data die we met dit onderzoek hebben gekregen, weten we te weinig om uitspraken te doen over de betrouwbaarheid van Stacks bij stalgebouwen”, zegt onderzoeker Albert Winkel. Hij is projectleider bij Wageningen Livestock Research. “De kwaliteit van het model is daarmee niet weersproken, maar tegelijk nog onvoldoende aangetoond.”
Een vleeskuikenhouder nabij de kust stond toe dat op zijn bedrijf onderzoek werd gedaan. Dankzij een relatief schone zuidwestenwind is de impact van het bedrijf op de omgeving daar goed te meten. In drie weken tijd maten de onderzoekers nauwkeurig de emissies van endotoxinen, stofdeeltjes en ammoniak uit de volle stallen, de lokale weersomstandigheden en de concentraties in het veld tot maximaal 850 meter buiten de stal. Deze werkelijke emissies en weersomstandigheden werden in het Stacks model ingevoerd. De verspreidingsvoorspelling van het Stacks model werd vervolgens vergeleken met de veldmetingen.
De uitkomsten waren verrassend, legt Winkel uit: “We blijken alleen situaties met lage stalbijdragen te hebben vastgelegd. Dit ondanks dat we drie weken hebben gemeten bij stallen met bijna volgroeide vleeskuikens.”
Leerpunten
Er zijn verschillende ideeën over waarom de resultaten zijn zoals ze zijn, en wat dus leerpunten voor een eventueel vervolgonderzoek zijn. Winkel noemt de drie belangrijkste:
“Ten eerste, het gehalte endotoxinen in de stofdeeltjes was maar liefst vier keer lager dan we in het verleden op andere vleeskuikenbedrijven hebben gevonden. Het lijkt er dus op dat we toevallig een koppel vleeskuikens of bedrijf hebben getroffen waarvan het stof weinig endotoxinen bevatte.
Ten tweede deden we dit onderzoek op een vleeskuikenbedrijf. Dat staat na levering aan de slachterij altijd twee weken leeg. Daardoor ontstaat een zaagtandpatroon in de emissies door het jaar heen. Bij een leghennenbedrijf is de emissie constant hoog, en dus ook beter zichtbaar in veldmetingen. Als dan ook nog een groot bedrijf kan worden gevonden, en de meetcampagne langer kan duren, is de kans groter dat je wél die momenten aantreft dat het bedrijf een duidelijke bijdrage heeft op de concentraties in de omgeving.
Wind
Tot slot waaide het vrij hard tijdens onze metingen. Daarmee is het waarschijnlijk dat emissies heel snel zijn verdund met de schone buitenlucht. Er zijn dus wel situaties met behoorlijk hoge stalemissies geweest, maar toch leidden die in deze situatie tot lage stalbijdragen in onze metingen. Stacks voorspelde bij de gegeven emissie en weersomstandigheden ook een kleine invloed van het bedrijf. En die kleine invloed hebben we in de veldmetingen voor een deel ook terug gevonden. Maar je wilt het model natuurlijk ook controleren voor middelhoge en hoge stalbijdragen. Dat is in deze meetcampagne helaas onvoldoende gelukt.”
Vervolgonderzoek
Of het vervolgonderzoek er komt is nog niet zeker. Dit onderzoek is gedaan in opdracht van en gefinancierd door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Aan het onderzoek werkten wetenschappers mee van WUR, IRAS-Universiteit Utrecht en Erbrink Stacks Consult.
Bron: WUR