Bemestingsexpert Herre Bartlema vanhet Nederlands Centrum voor de Ontwikkeling van Kringloopprecisielandbouw (NCOK) ziet met voer, luchtwassers en het verwerken van stapelbare mest, die ingezet kan worden als plantvoeding in de akkerbouw, goede kringlopen ontstaan. De pluimveehouderij is daarmee een voorbeeld voor andere diersectoren als het gaat om de ambities richting een emissieloze landbouw. Hij vindt wel dat er een opdracht ligt voor voer- en stalleveranciers om verder te innoveren. Die boodschap zal hij tijdens het Pluimveesymposium Smart Animal Farming op de Dutch Poultry Expo uitdragen. “Slim en rendabel naar een emissieloze landbouw.”
Bartlema stelt dat de pluimveehouderij op een goede wijze bijdraagt aan de opgave om het ammoniakprobleem in Nederland op te lossen. “Met aanpassingen aan het voer, dichte stallen en de luchtwassers die geur en stof afvangen”, legt hij uit, “Er ligt een grote parallel met wat er in de rundveehouderij gebeurt, alleen is de pluimveehouderij veel verder. Als het gaat om het reduceren van ammoniak, maar ook in het registreren van wat er in de stal gebeurt. Ook als het gaat om het verwerken van de stapelbare mest. In Moerdijk wordt de kippenmest omgezet in energie. De reststroom in de vorm van ammoniak komt terug in plantenvoeding en wordt aangewend als vloeibare mest.”
Precisiebemestingstechnieken pluimveehouderij
De inzet van de mest past bij de precisiebemestingstechnieken, waar Bartlema veel mee bezig is. “Er zijn verschillende concepten die de mest heel nauwkeurig op het juiste moment op de juiste plek aanbrengt.” Volgens hem wordt daar de verbinding gelegd, die wordt beoogd met het publiek-private project ‘Betere stal, betere mest, betere oogst’. “Ik ben dan van de precisietechnieken die de oogst moeten verbeteren, maar voor de pluimveehouder is het de stal waar de meststoffen worden opgevangen. Daar begint precisielandbouw dus. Het is de hoeksteen van een emissieloze landbouw.”
Dankzij de luchtwassers komt ammoniak snel beschikbaar en is er een meststof die zeer geschikt is voor organische aanvoer. “De pluimveehouder is daardoor een leverancier van langzaam en snelwerkende plantvoeding. Een rol die vroeger alleen voor de kunstmestindustrie was voorbehouden.”
POP3-subsidies
POP3-subsidies hebben er aan bij gedragen, dat met name in loonwerksector precisietechnieken konden worden gekocht, die passen in de circulaire landbouw. “Dat er technieken zijn, die er voor zorgen dat ammoniak uit de stal niet vervlucht, daar profiteren we nu van. Vanuit Wageningen wordt gezegd dat dit in kleine stapjes gaat, maar de reductie van kunstmest gaat met tien procent per jaar. Er vindt dus een ongemerkte revolutie plaats als het gaat om kunstmestgebruik. Met goede voorlichting moeten we de vaart er in houden.”
‘De vier juistheden’
Bartlema benadrukt dat de pluimveehouderij goede grondstoffen heeft die ook de akker- en tuinbouw vooruit helpen. “Met zodenbemesters, sleufslangbemesters en andere technieken hebben we ingezet op de infrastructuur om de stromen ook goed te kunnen bemesten.” De bemesting moet plaatsvinden volgens ‘de vier juistheden’ zoals Bartlema die typeert. “Allereerst op de juiste plaats bemesten. Dat betekent altijd in de wortelzone. Ten tweede bemesten met de juiste meststof, die niet uitspoelt en circulair is, bijvoorbeeld ammoniakale stikstof uit mestverwerking. Derde voorwaarde is meststoffen geven op het juiste moment. Dus gedurende het groeiseizoen als het gewas het nodig heeft. Ten slotte toediening in de juiste dosering, in aanvulling op hetgeen de bodem plaatselijk levert. Dat kan met taakkaarten op basis van zone, op de vierkante meter, op stoeptegelniveau of misschien zelfs op plantniveau.”
‘Circulaire’ keuzes
Volgens Bartlema moeten nu aan de keukentafels ‘circulaire’ keuzes worden gemaakt. “Wat en waar moeten we investeren bij nieuw- of verbouw om de uitstoot te reduceren. Ook de erfbetreders moeten van de mogelijkheden op de hoogte zijn.” Het verdienmodel is er zeker. “Het gaat om een stuk kostenreductie en versterking van de marktpositie, door middel van imagoverbetering doordat er een minimum is aan negatieve effecten.”
Bartlema stelt wel dat er op het gebied van innovatie ook in de pluimveehouderij nog stappen kunnen worden gemaakt. “Met luchtwassers moeten we af van de chemie en meer overstappen op de biologische manier van afbreken.” Ook met voer kan er nog wel meer gebeuren. “Als we kijken naar de kip dat heeft die een enorm goede conversie. In het kader van de eiwitstrategie veel beter dan koeien. Ik voorzie ook dat met kippenvlees een deel van de markt van andere vleessoorten van koeien en varkens gaat overnemen. De opdracht is aan voer- en stalleveranciers om nog een stap te maken.”
Gebruik kippenmest
Ook denkt Bartlema dat er nog meer kan met kippenmest. “Dat er veel fosfaat in zit, belemmert directe aanvoer naar de akkerbouw. Nu verbranden wij de mest nog en gebruiken wij de as. De innovatie zit dus in fosfaatarm voer. Dit kan ook worden beloond.” Met de afrekenbare stoffenbalans is er ook er een verdienmodel. “Aan de overheid om een robuust beleid neer te zetten en te registreren of bedrijven zich ook houden wat is afgesproken. Uiteindelijk gaat het er om dat de stoffen niet in het milieu terechtkomen. Alles boven de nul moet worden beboet, alles onder de nul, door de stoffen in de grond aan te brengen, verdient een bonus.
Dit moet plaatsvinden op doel- in plaats van middelvoorschriften. De boer staat aan het roer, gevoed met kennis over de beste technieken. De inzet moet wel zijn op basis van vrijwilligheid, want dan krijg je een grotere kans op een schoon milieu. De boeren moeten, moet slimme certificering, de juiste prikkels krijgen. De Kringloopwijzer, maar dan gelikter.”
Herre Bartlema neemt deel aan de talkshow over Smart Animal Farming, die voorafgaand aan de tweede beursdag om 12.00 uur plaatsvindt.
Tekst en beeld: Martin de Vries
U heeft zojuist een bericht uit onze Pluimveekrant gelezen!