Hoewel PFAS al sinds de jaren 50 gebruikt worden, barstte de bom in Nederland en Vlaanderen pas deze eeuw. Met de Oosterweelwerken aan de Antwerpse ring bijvoorbeeld, kwam in Vlaanderen het chemisch bedrijf 3M voor het voetlicht. De grond in de buurt van de fabriek, in en rond Zwijndrecht (België), bleek verontreinigd met PFAS. In Nederland kwamen bouw- en grondverplaatsings-projecten stil te liggen vanwege een te hoge PFAS-concentratie in de grond. Is PFAS ook in de landbouwsector een probleem?
Wat zijn PFAS?
Meer dan 6.000 stoffen vallen er onder de PFAS-noemer. Het zijn stoffen met een combinatie van fluorverbindingen en alkylgroepen. Ze komen van nature niet voor maar werden door de mens gecreëerd. Enkele ‘bekende’ PFAS zijn PFOA (perfluoroctaanzuur) en PFOS (perfluoroctaansulfonzuur). Voor deze twee stoffen zijn er al langer concentratiegrenzen bepaald. Recent kwamen er daar nog voor twee andere stoffen bij. Nog 34 andere PFAS worden geanalyseerd maar daarvoor zijn er geen concentratiecriteria bepaald. En de meer dan 5.000 andere PFAS worden standaard niet onderzocht.
Ze worden veel gebruikt. Het zijn chemisch erg inerte, niet-reactieve stoffen die water- en vetafstotend werken (ze werken oppervlaktespanning verlagend), hitteresistent zijn en een hoog oplossingsvermogen hebben. Ideaal dus als oppervlaktebehandeling bij tapijten, textiel, leer, papier, karton, kookgerei, enzovoort. Maar ook in blusschuim worden ze gebruikt, als oppervlakte-actieve stof.
Het feit dat ze inert en niet reactief zijn, wil ook zeggen dat ze niet snel afbreken en verdwijnen wanneer ze ergens terechtkomen. En aangezien het gebruik ervan wijdverspreid is, zijn er nogal wat landen die een PFAS-problematiek hebben. Ze verspreiden zich op verschillende manieren in de omgeving:
- door uitloging van de grond naar het grondwater om zich vervolgens via het grondwater te verspreiden;
- door verspreiding via de lucht en depositie in bodem of oppervlaktewater;
- door verspreiding via verontreinigd slib, grondverzet of baggeren;
- via omzetting van PFAS-gerelateerde stoffen (precursors genoemd) naar andere PFAS.
Ze zitten dus in de bodem, in rivierslib en in het grondwater. Onderzoek toont aan dat ze zeer traag afbreken en dus accumuleren in levende organismen. Daar kunnen ze de hormoonhuishouding verstoren, het immuunsysteem ontregelen en een negatieve impact op de leverfunctie hebben. De mate waarin dat gebeurt, hangt af van de hoeveelheid in het menselijk lichaam. Niet alleen bij ons maar ook in Italië en de Verenigde Staten lopen er rechtszaken naar aanleiding van PFAS-verontreiniging.
PFAS in productie
Als PFAS alomtegenwoordig zijn in onze samenleving, dan ontsprinkt de landbouwsector de dans zeker niet. Ze worden teruggevonden in de eetbare delen van planten en in dierlijke producten. Denk aan vis en schaaldieren, orgaanvlees en afgeleiden, eieren, melkproducten, fruit, aardappelen en groenten. Het kan dan zowel gaan om professioneel gekweekte producten als eigengeteelde producten door de particulier. Sinds 2023 wijzigde Europa via een verordening de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in voedingsmiddelen. Het gaat om vijf nieuwe limieten in eieren, vis, schaaldieren, tweekleppige weekdieren, vlees en eetbaar slachtafval voor perfluoroctaanzuur (PFOA), perfluoroctaansulfonaat (PFOS), perfluorononaanzuur (PFNA), perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS) en de vier stoffen samen. Deze aanpassingen laten vermoeden dat er de komende jaren nog extra maatregelen zullen worden genomen om de hoeveelheid PFAS in ons voedsel te beperken.
Het dossier 3M in de Belgische regio Zwijndrecht toont aan dat de nabijheid van PFAS-productie een grote impact kan hebben op de omliggende landbouwbedrijven. Er zijn 37 landbouwbedrijven betrokken. Zij bevonden zich binnen de ‘No regret’-perimeter van 3M waardoor ze hun producten niet meer of maar beperkt konden vermarkten. 3M voorzag voor deze bedrijven een tegemoetkoming voor een totaalbedrag van 1,8 miljoen euro. Hiermee werd het omzetverlies en het verlies aan arbeidstijd gecompenseerd maar konden de bedrijven ook extra investeringen doen om de meerkosten in het productieproces te betalen. De situatie in en rond Zwijndrecht is uitzonderlijk maar niet uniek. In de nasleep van de PFAS-heisa in Zwijndrecht inventariseerde de Vlaamse overheid alle risicolocaties. Deze zijn vrij te raadplegen via de website.
Aangezien het aantal activiteiten waarbij PFAS vrijkomt, zeer divers is (zie tabel 1), loont het zeker de moeite om voor het eigen landbouwbedrijf na te gaan of er risicozones in de buurt zijn. Niet al deze locaties werden al in detail onderzocht. Bij sommige moeten de bodemonderzoeken nog opgestart worden. De situatie rond deze locaties kan in de komende jaren dus nog wijzigen. Via de hierboven vermelde link krijg je wel een overzicht van de actuele situatie in Vlaanderen.
In Nederland ontstond grote ophef rondom het chemische bedrijf Chemours in Dordrecht. Moestuinhouders binnen en straal van één kilometer rond dit bedrijf werden vorig jaar door het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) afgeraden hun gewassen nog te eten. Chemours stootte in het verleden meerder soorten PFAS uit. Via de lucht zijn ze op de bodem en in het water gekomen en vervolgens via de grond en het water in de moestuingewassen. Voor zover bekend zijn er geen landbouwbedrijven de dupe geworden van deze uitstoot van PFAS.
PFAS in gereedschap
Dat PFAS ook in gebruiksvoorwerpen zit die ook in de landbouw gebruikt worden, blijkt uit de richtlijnen die de Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij (OVAM) aan veldmedewerkers geeft die bodem- en grondwaterstalen nemen om PFAS te onderzoeken. Zo mag er geen rechtstreeks contact met het staal zijn. De waterafstotende maar ademende regenkledij en veiligheidsschoenen die de staalnemer draagt, PFAS kunnen bevatten. Denk aan gore-tex, teflon, tyvek, LDPE.
Ook waterafstotende producten zoals scothgard mogen niet gebruikt worden tijdens een staalname van bodem en grondwater. Bovendien mogen staalnemers op de dag van de bemonsteringsactiviteiten geen cosmetica, vochtinbrengende crèmes, handcrème, zonnecrème, anti-muggenmelk of andere gerelateerde producten gebruiken. Uit al deze producten kan er immers PFAS uitlogen en in het staal terechtkomen. Dat geldt ook voor het andere materiaal dat gebruikt wordt. Plastic clipboards, ringmappen, hardcover notitieboeken, waterafstotend papier of de gele pikbriefjes laat je als staalnemer thuis. Aangezien nogal wat van deze producten ook in de landbouw gebruikt worden, kan er dus (beperkt) uitloging op het landbouwbedrijf voorkomen.
PFAS na stalbrand
Blusschuim met PFAS werd tot 2002 geproduceerd. Vanaf 4 juli 2020 mag het niet meer verkocht worden. Tot eind 2023 mogen deze schuimen wel nog gebruikt worden bij blusactiviteiten wanneer de vloeistof kan worden opgevangen en verwerkt. Vanaf 4 juli 2025 is geen enkel gebruik meer toegestaan.
Dit soort blusschuim met PFOS en PFOA werd in Vlaanderen tot 2010 gebruikt voor het blussen van chemische en oliebranden. Of deze blusschuimen ook bij grote stalbranden gebruikt werden, is niet helemaal duidelijk en zal afhankelijk zijn van de manier van werken bij de betrokken brandweerkorpsen. De OVAM inventariseert deze locaties door de individuele brandweerkorpsen en lokale besturen te bevragen. Deze inventarisatie moet eind 2025 afgesloten zijn.
Sommige brandweerkorpsen, grote industriële locaties en ook vliegvelden blijven zitten met grote hoeveelheden PFAS-houdend blusschuim. Momenteel is thermische verwerking (verbranding in afval-energiecentrales, cementovens of verwerkingsinstallaties voor industrieel afval) de enige manier om volledige destructie van de PFAS te bekomen. Alternatieve verwerkingsmethoden zoals pyrolyse of chemische behandeling bevinden zich nog in de onderzoeksfase. Recent nog kondigden Canadese wetenschappers aan dat ze een nieuwe filtermethode met siliciumdioxide (ook kiezelaarde genoemd) gevonden hebben waarmee chemische verontreinigingen zoals PFAS kunnen afscheiden. Daarna kunnen deze verwerkt worden met licht en elektriciteit.
PFAS in meststoffen
Ook in bodemverbeterende middelen kunnen ze voorkomen. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) stelde in opdracht van de OVAM een toetsingskader op voor PFAS in afvalstoffen die rechtstreeks mogen toegepast worden als meststof of bodemverbeteraar en voor afvalstoffen die via biologische verwerking zoals compostering en vergisting omgevormd worden tot een meststof of bodemverbeteraar. Twintig PFAS-verbindingen worden meegenomen in de toetsing. Onderzoekers aan de Purdue Universiteit in de Verenigde Staten ontdekten 17 PFAS-verbindingen in achttien commercieel beschikbare meststoffen waarvan er 11 gemaakt werden van slib en vijf waren gecomposteerde biologische afvalstoffen. Verder vonden ze ook PFAS in tien verschillende soorten compost die gebaseerd zijn op andere afvalstoffen. Hoewel de gevonden concentraties aan de lage kant zijn (20 tot 85 microgram per kg) kan jarenlang gebruik van bodemverbeteraars voor een accumulatie in de bodem zorgen. Bodemverbeteraars op basis van slib bevatten de grootste concentratie aan PFAS.
De aanwezige PFAS blijkt volgens het United States Environmental Protection Agency (US EPA) afkomstig te zijn van plastic verpakkingen die mee gecomposteerd of vergist worden. Dit gebeurt ongetwijfeld wanneer afvalstoffen uit de voedingsindustrie verwerkt worden. Composteerbare verpakkingen met een water- en olieafstotende laag op het papier, zouden een belangrijke bron van PFAS zijn. Ook landbouw gerelateerde stromen kunnen plastic en andere verontreinigingen bevatten. Hoe meer reststromen uit de landbouw gebruikt worden, zoals bladafval, gras en mest, hoe meer persistente herbiciden in de compost en bodemverbeteraar gevonden wordt. In sommige pesticiden wordt of werd gebruik gemaakt van PFAS. De circulaire economie brengt dus niet alleen oplossingen maar ook nieuwe uitdagingen met zich mee. Het EPA besluit dat er nog heel wat extra onderzoek nodig is om het probleem volledig in kaart te brengen en de nodige oplossingen te ontwikkelen.
PFAS staat sinds 2021 stevig op de radar van de samenleving. Maar we zijn nog maar aan het begin van de tocht. Op alle vlakken moet er nog heel wat onderzoek worden gedaan voordat we een goed zicht hebben op de grootte en de ernst van het probleem, en de manier waarop we het kunnen aanpakken.
Tekst: Hilde De Wachter
Beeld: Martin de Vries en Matthias Groeneveld (Pixabay)