Het risico op verdere introductie van hoogpathogene vogelgriep varianten neemt toe, zaangezien het trekseizoen van wilde vogels nog in volle gang is. Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD) stelt dat het virus niet vanuit de commerciële pluimveehouderij, maar wilde vogelpopulatie wordt verspreid. Het risico is bovendien onafhankelijk van de grootte van het bedrijf. “Bioveiligheid, daar draait het om.”
Eigenschappen van vogelgriepvariant
Royal GD organiseerde dinsdagmiddag een speciaal webinar over de vogelgriep in Nederland. Volgens Nancy Beerens van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) heeft de uitbraak van vogelgriep een paar opvallende eigenschappen. “De eerste vogelsterfte deed zich voor aan de kusten. Er werden in Friesland en ook op andere plekken dode ganzen aangetroffen. Daarna heeft het virus zich snel verspreid. We hebben vierhonderd dode vogels getest. Opvallend is dat er vooral veel dode ganzen waren, terwijl in 2016 juist eenden werden getroffen. Die lijken nu juist weer minder vatbaar.”
Er is voor de hoogpathogene H5N8-variant aangetroffen. Dat lijkt op het virus van 2016 en die van het begin van het migratieseizoen in Rusland en Kazachstan. Toch is ook in enkele gevallen H5N5 en H5N1 geconstateerd. “Duidelijk is wel dat die niet verwant is aan de Aziatische stam, die ook mensen besmet.”
Leghennen gevoeliger voor virus
Opvallend is ook dat leghennen gevoeliger lijken voor deze uitbraak. Ook de besmetting op een vleeskuikenbedrijf is nieuw. “Dat is de eerste AI-uitbraak sinds 2003”, constateert Teun Fabri van Royal GD. Het klinische beeld van een infectie met vogelgriep kan per diergroep anders zijn. “Maar het lijkt er op dat eenden er nu mindergevoelig dan leghennetjes. Tijdens de uitbraak kan het klinische beeld zich nog wijzigen. In principe kan iedere situatie van verhoogde sterfte AI zijn.”
Bij eenden is het beeld dat ze gaan trillen, op de zij liggen en fietsbewegingen maken en een afwijkende gang hebben. Tijdens de sectie komen bloedingen en vochtophopingen in de hersenen naar boven. Bij leghennen leidt de huidige variant tot plotselinge sterfte van enkele tot tientallen procenten in de stal, waarbij er veel zieke, koortsige dieren zijn en dat de krop vaak gevuld is met veel water en weinig voer. “Inwendig zien we daarentegen weinig.”
Bij vleeskuikens kan een verhoogde uitval, blauwverkleuringen op de kam en poothuid en oedeemvorming op de kophuid een indicatie van vogelgriep zijn. “Inwendig zien we verhoogde voorbloedingen en puntbloedingen in verschillende organen.”
Doe melding bij uitval en twijfel
Volgens Marieke Augustijn van Royal GD is het vooral zaak dat pluimveehouders en dierenartsen hun verplichting om over te gaan op actie vervullen. “Ziekte, verminderde opname van voer- en drinkwater, eiproductiedaling kan een indicatie zijn. Uitval en twijfel zijn altijd een reden om een melding te doen bij de nVWA. Overigens zijn er al best veel verdenkingen geweest en lang niet allemaal zijn vogelgriepgevallen”, weet Augustijn.
Hoogste prioriteit aan bioveiligheid
Anneke Feberwee van Royal GD hamert vooral op de kritische blik op de bioveiligheid op het bedrijf.. “Let op de kleinste detail en leg vooral op alle slakken zout. Voorkomen van insleep lukt alleen met kennis over het eigen bedrijf en een kritische blik op bijvoorbeeld de risicozones binnen het bedrijf.” Feberwee roept pluimveehouders ook vooral op om voor zichzelf te bepalen wat de risico’s zijn van hun gedrag. “Denk aan contacten met andere pluimveebedrijven en contact met hobbypluimvee en watervogels. Wast u consequent uw handen, maakt u alles schoon en wisselt u uw schoeisel voldoende. Hoe is huisverkoop geregeld. Wie en wat laat ik toe in mijn oranjegele zone.”
Ook Feberwee erkent dat goede bioveiligheid geen garantie is. “De bedrijven waar een vogelgriepuitbraak is geweest kenden een relatief goede biosecurity. Wat opvalt is vooral dat ze in waterrijke gebieden liggen.” Feberwee geeft daarom nog wat extra adviezen. “Geef aandacht aan de schone en vuile weg op het erf en sluis. Gebruik de ontsmettingsbakken goed en consequent. Verwijder mest op stallen en erf en doe dit niet met hogedruk maar desinfecteer eerst. Zorg er voor dat ongedierte geen kans krijgen. Voorkom contact tussen het weiland en het erf en kijk daarbij kritisch naar eigen voertuigen, mensen en huisdieren.”
Tekst en foto: Martin de Vries