Herinnert u zich de zomer van vorig jaar nog? Het was zo warm dat het comfort ver te zoeken was. Zowel voor mensen als voor dieren. Er waren meerdere periodes waarbij de middagtemperatuur boven de 40 graden Celsius kwam. In Gilze-Rijen werd zelfs een temperatuur van 40,7 graden Celsius gemeten. Hoewel het bankivahoen, de voorloper van de huidige kip, uit het tropische Zuidoost Azië kwam, vallen deze temperaturen ver buiten de comfortzone van de kip.
Comformzone of thermoneutrale zone?
Commercieel gehouden kippen worden gehouden voor de productie van vlees of eieren. Hierbij speelt de voederconversie in financieel opzicht een belangrijke rol. Verspilling van voer gaat direct ten koste van het rendement. Een passende temperatuur draagt bij aan een goede voederconversie. Hierbij is het van belang om onderscheid te maken tussen de comfortzone en de thermoneutrale zone. De thermoneutrale zone is het temperatuursgebied, waarbij de kip door middel van aanpassingen van de huid (het openzetten van de bloedvaten om warmte kwijt te raken) of juist de bloedvaten afknellen om weinig warmte te verliezen. Dit proces kost het lichaam weinig energie. In de thermoneutrale zone kan de kip zijn lichaamstemperatuur nog wel constant houden, maar zal de kip fysieke actie moeten ondernemen.
Voederconversie pluimvee
Dit is een proces dat energie kost en ten koste gaat van de voederconversie. Zo zal een kip bij hoge omgevingstemperaturen gaan hyperventileren en minder gaan eten om de interne warmteproductie te verminderen. Ook een lage temperatuur gaat ten koste van de voederconversie, omdat de kip meer zal gaan eten om energie te produceren om op temperatuur te blijven. Bij het houden van kippen is het dus belangrijk om de staltemperatuur binnen de comfortzone te houden en de grenzen met de thermoneutrale zone zoveel mogelijk te vermijden.
Microklimaat
Soms wordt wel eens gevraagd wat de ideale temperatuur voor een kip of vleeskuiken is. Deze vraag is niet zo eenvoudig te beantwoorden, omdat dit van een aantal factoren afhankelijk is. Denk hierbij aan de relatieve luchtvochtigheid (RV) en de luchtsnelheid. Een lage RV en een hoge luchtsnelheid veroorzaken een lagere gevoelstemperatuur en ook het omgekeerde is waar. Daarom zijn warme zomerdagen met een lage RV minder schadelijk dan vochtige, warme zomerdagen. Verder is een hoge luchtsnelheid tussen de dieren gewenst, als we de staltemperatuur gevoelsmatig willen verlagen. Voor jonge vleeskuikens, die gedeeltelijk nog onbevederd zijn, is een hoge luchtsnelheid echter funest voor de gezondheid. Het zogenaamde wind-chill effect is afhankelijk van de luchttemperatuur en de luchtsnelheid. Zo heeft een luchtsnelheid van 1 m/s bij 21 graden Celsius een koelend effect van 3 graden Celsius, maar heeft dezelfde luchtsnelheid bij 35 graden Celsius al een koelend effect van 8 graden Celsius.
Luchtsnelheid bij pluimvee
Bij jonge kuikens wordt daarom een luchtsnelheid van maximaal 0,15 m/s aanbevolen, terwijl bij slachtrijpe vleeskuikens in tunnelstallen een luchtsnelheid van ca. 3 m/sec wenselijk is. Ook de breedte van de comfortzone is afhankelijk van de leeftijd. Bij jonge vleeskuikens wordt een comfortzone van maximaal 2 graden Celsius als wenselijk gezien, terwijl de comfortzone van slachtrijpe dieren ongeveer 6 graden Celsius bedraagt.
Koudbloedig
Dat de kip afstamt van de reptielen is bij jonge kuikens nog waar te nemen. Jonge kuikens zijn namelijk nog niet in staat hun eigen lichaamstemperatuur te reguleren. Jonge kuikens nemen, net als reptielen, de temperatuur van hun omgeving aan.
Voor actieve kuikens, die op zoek zijn naar voedsel, is dat de stalluchttemperatuur en voor op de vloer rustende vleeskuikens is dat de vloertemperatuur. Zowel de stalluchttemperatuur als de vloertemperatuur zijn daarom van belang voor een comfortabel microklimaat voor het jonge kuiken. Een te lage vloertemperatuur compenseren met een hogere stalluchttemperatuur veroorzaakt daardoor stress bij rustende kuikens die het te koud krijgen, maar ook voor kuikens die op zoek zijn naar water en voer, omdat die het dan te warm krijgen.
Vleeskuikenhouders
Pas als de voeropname en de stofwisseling van het vleeskuiken na een dag of 4 goed op gang komen, is het jonge vleeskuiken in staat de eigen lichaamstemperatuur op peil te houden. Sommige vleeskuikenhouders vragen vooraf aan hun broederij de leeftijd van de moederdieren van de eendagskuikens op. Jonge moederdieren leggen kleine eieren en daaruit komen kleinere kuikens. Deze hebben behoefte aan een hogere stallucht- en vloertemperatuur. Door hierop tijdig in te spelen, kan het microklimaat van het eendagskuiken in de juiste comfortzone worden gebracht.
Ventilator als waterpomp
Een vleeskuiken drinkt ongeveer 7 liter in totaal. Hiervan wordt ongeveer 1,5 liter in het lichaam in de vorm van groei vastgelegd. 5,5 Liter wordt dus met de mest uitgescheiden. Om te voorkomen dat het strooisel nat wordt en voetzoollaesies, borstblaren of hakdermatis ontstaan, moet dit vocht met de ventilatie worden weg geventileerd. Een ventilator transporteert dus niet alleen CO2 en NH3, maar vooral H2O. Een rekenvoorbeeld maakt dit inzichtelijk. In een stal met 40.000 vleeskuikens van 21 dagen leeftijd bedraagt de dagelijkse wateropname ongeveer ca. 6000 liter. Hiervan wordt ca. 1800 liter als spiermassa vastgelegd. De dagelijkse groei bedraagt namelijk ca. 70 gram, waarvan ca. 66% uit vocht bestaat. Per dag moet dus ca. 4200 liter water met de ventilatie worden afgevoerd. Dat is met 175 liter vocht per uur (oftewel 5 gram water per m3 lucht) meer dan menigeen zou verwachten.
Indirecte verwarming
Een optimaal microklimaat voor het vleeskuiken houdt dus in dat het kuiken zich continu in de comfortzone bevindt. Deze voorwaarde moet gelden voor zoveel mogelijk kuikens, dus ook de kuikens voorin de stal (waar vaak meer tocht is ten gevolge van de grote deuren) als voor vleeskuikens die achterin de stal zitten (waarbij in stallen met lengteventilatie) de luchtverplaatsing hoger is en de gevoelstemperatuur lager ligt. Zitten de kuikens niet mooi in de stal verdeeld, dan is dit een aanwijzing dat de gevoelstemperatuur niet in orde is.
Indirecte verwarming is een mooie stap voorwaarts om dit probleem gedeeltelijk te voorkomen. Zo zijn er inmiddels warmtewisselaars met ingebouwde kachels, zijn er heaters die pas gaan ‘blazen’ nadat de temperatuur van het CV-retour-water op peil is en zijn er stallen waarbij de binnenkomende koude lucht eerst wordt voorverwarmd boven het plafond. Zo is een optimaal comfort is niet alleen gunstig voor het dierenwelzijn, maar kan ook op verwarmingskosten worden bespaard en kan het door middel van een lagere voederconversie het financiële rendement verhogen.