“Het draait vooral om de affectieve staat van de kip.” Als het gaat om duurzaamheid dan wordt steevast de link gelegd met de drie p’s van people, planet, profit. Als vierde component hoort daar volgens bioloog en senior researcher Frank Tuyttens van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) zeker ook dierenwelzijn bij. “Alleen hoe meer factoren er bij horen, hoe kleiner de overlap wordt, waardoor de uitdaging voor een duurzame veehouder ook steeds moeilijker wordt. Sterker nog, eigenlijk is het utopisch.”
Wat is dierenwelzijn?
Tuyttens sneed het onderwerp aan tijdens een speciaal webinar dat door ILVO werd georganiseerd. Hij vroeg het publiek ook meteen wat dierenwelzijn eigenlijk is. “We hebben het dan als snel over termen als gezondheid, biologisch functioneren, affectieve staat ofwel de gevoelens van een dier en natuurlijk leven. Ik ben er niet gelukkig mee. Gezondheid en natuurlijke omgeving hebben vaak een sterke invloed op de affectieve staat van het dier. Voor mij gaat het vóóral om affectieve staat. Het dier moet zich goed voelen. Maar goed, meten is een uitdaging, zeker met deze visie.”
Vrije uitloop
De bioloog van ILVO vindt dat je voor het meten van dierenwelzijn vooral geen productiekerngetallen moet pakken. “Want de relatie is verre van eenduidig. Huisvesting of wettelijke normen staan niet garant voor bepaald niveau dierenwelzijn.” Hij noemt als voorbeeld leghennen. “Ik durf niet voluit te beweren dat het verbod op kooisystemen een gunstige evolutie zou zijn voor welzijnsniveau. Potentieel wordt aan vrije uitloop grootste dierenwelzijnniveau toegekend. Maar wordt de consument niet bedot in plaats van geholpen bij een label? Vrije uitloop kan zowel voordeel hebben, maar nadelen zijn predatie, infecties, puntvervuiling en thermische stress. Gemiddeld is vijf tot dertien procent een mismatch. Effect moet echter in de praktijk gemonitord worden.”
Diergebonden meten
Diergebonden metingen zijn wat Tuyttens betreft de factoren waar naar gekeken moet worden. “Verbied wat onacceptabel is, verbeter wat toegelaten is, zoals huisvesting en loopplankjes.” Tuyttens denkt dat veel samenhangt met het vakmanschap van de pluimveehouder. Maar hoe motiveer je die? “In mijn ogen door routinematig monitoren en belonen of bestraffen als bepaalde streefwaarden wel of niet gehaald worden door benchmark, meerprijs of misschien toegang tot bepaalde marktsegmenten.”
Problemen verhelpen
De eerste screening moet dan in het slachthuis plaatsvinden. “Er zijn voorbeelden in Zweden en Denemarken waar voetzooldermatitis wordt gemonitord en daarop wordt beloond of bestraft. Het probleem is daardoor snel onder controle.” ILVO zet in op tools in preslachtfase van vleeskippen (WELLTRANS). Dit bestaat uit diergebonden metingen aan slachthuis, waar het doorgaans een uur duurt om data te verzamelen. “Indicatoren als thermische stress, rugliggers, spreidpoten, verdringing, beklemde lichaamsdelen, breuken, blauwe plekken, dood bij aankomst en afkeuring. Relatief gewicht in percentage, prevalentie wordt omgezet in score. Aan de hand van een formule wordt een compensatiereductiefactor berekend. Met het LEGMONI-project gebruiken we dezelfde benadering voor leghennen. In de toekomst willen we die manuele scores automatiseren om de subjectiviteit terug te dringen.”
Invloed van de uitloop
Eén van de punten die momenteel ook door ILVO worden onderzocht ligt in het gedrag en welzijn van individuele leghennen in relatie tot de uitloop. Hoe vaker leghennen gebruik maken van een veranda hoe minder mest er in de stal is, waardoor het risico op besmettingen verkleind. De onderzoekers zien wel mogelijke verklaringen, maar zijn voorzichtig met het leggen van causale verbanden. Onderzoekers Elske de Haas en Jolie Bracke van ILVO hebben wel gekeken naar het doordacht inrichten van zo’n vrije uitloop. “De meeste kippen liepen in het onderzoek tijdens de productieperiode buiten. Ze verdelen zich niet evenredig en blijven vooral ook dichtbij de stal. Daar zie je dan dat de bodem verarmt, er een hoge mestdepositie is en er risico is op overdracht van ziektes en parasieten. Hierdoor is er geen gedragsvoordeel aan te geven bij een uitloop”, vertelt Bracke.
Uitloopgedrag verbeteren
“Hoe verbeteren we dan het uitloopgedrag?”, haakt De Haas in, “Aanplant heeft een positieve uitwerking. Dan komen er meer kippen in de uitloop. Die hebben voorkeur voor overdekte plekken, alhoewel er wel degelijk individuele verschillen zijn tussen welzijn en uitloopgebruik. Zo zien we dat vleeskippen een betere motoriek en lagere stressniveaus hebben. Leghennen gaan eerder aan de leg.” Belangrijkste conclusie is dat vrije uitloop verbeteringen oplevert mits de mogelijkheden optimaal zijn benut. “Denk aan toegankelijkheid, wisselen uitloop en een aantrekkelijke veranda. Wij zagen een verbeterd welzijn, betere vleeskwaliteit en smakelijker vlees, minder weglekken stikstof en betere bodemkwaliteit. Maar er is nog veel onderzoek nodig.”
Dubbeldoel uitloop
Jolien Bracke concludeert echter wel dat de uitloop meer is dan een speeltuin voor de kippen. Zij ziet mogelijkheden voor agroforestry, oftewel boslandbouw. “Dan hebben we het eigenlijk over een dubbeldoel uitloop met het oog op beschutting voor het pluimvee en extra productie.” Fruit- en notenbomen behoren tot de mogelijkheden. “Voordeel is dat je jaarlijkse opbrengsten hebt en een verbeterd imago als je de mogelijkheid tot zelfpluk geeft. Nadeel is dat er in de begin jaren weinig beschutting is en de aanplant ook een behoorlijke investering vergt. In dat geval zou een samenwerking met een lokale fruitteler wellicht tot de mogelijkheden behoren.
Geschikte bomen
Bomen als de eik, kastanje, noot en populier geven qua houtopbrengst pas na twintig tot vijftig jaar resultaat. Voor beheer zijn ze volgens Bracke wel zeer geschikt beheer. “Alleen ook hier heeft het pluimvee weinig beschutting.” Een andere optie is biomassaproductie. Dan hebben we het over korte omloophout als wilg ,populier, miscanthus. “Snellere oogst en veel beschutting. Nadeel: Je hebt een specifieke markt nodig en minimale oppervlakte van twee hectare. Uit het LEGCOMBI-project van ILVO blijkt dat wilgen door de kipper drukker bezocht worden ten opzichte van hazelaars. Bij de keuze voor agroforestry heeft Bracke wel aanbevelingen. “Voorzie de uitloop van voldoende natuurlijke beschutting. Bescherm jonge aanplanten tegen gescharrel. Leid de kippen verder weg van de stal en dat kan best met een bepaalde inrichting.”
Tekst en beeld: Martin de Vries