Leghennenhouder Harry Migchels uit het Groningse Onstwedde piekert er niet over om voor één concept te kiezen. Volgens hem zal de consumptie niet simpelweg alleen maar duurzamer worden, maar vooral diverser. Daarom wil hij zowel scharrel als biologische eieren blijven leveren. Bovendien wil hij niet uitsluitend produceren, maar ook zijn producten verkopen in eigen regio, samen met die van zijn lokale collega’s. Zo kan Migchels voortdurend voeling blijven houden met de mensen voor wie hij dit doet. En dat typeert zijn bedrijfsvoering. Hij mikt niet op groei, maar wil juist experimenteren met verschillende, kleinschaligere activiteiten. Zo kan zijn bedrijf gemakkelijk meebewegen, niet alleen met de vraag van haar klanten, maar ook met Migchels’ eigen veranderende behoeften.
Met 24.000 scharrel leghennen (1 ster) en 15.000 biologische, is Migchels verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de lokale eiermarkt. Maar liefst dertig procent van zijn opbrengst verkoopt hij binnen een straal van vijftig kilometer van zijn bedrijf, aan de rand van Westerwolde. Het grootste deel wordt afgehaald door lokale horeca, winkels en supermarkten, of bij hen afgeleverd met de eigen bestelbus. Een klein deel is bedoeld voor directe verkoop vanaf het bedrijf, via een dagelijks geopende automatiek en een bemande winkel, die iedere zaterdag geopend is.
“De korte keten verkoop en het toevoegen van een aparte stal met biologische leghennen, in plaats van een opschaling, betekenen niet alleen winst voor het milieu. Het is op meerdere vlakken interessant”, legt Migchels uit. Beide concepten hebben hun eigen charmes en minpunten, volgens de pluimveehouder. “In mijn eigen winkel is het aandeel scharreleieren nog altijd rond de 95 procent. Maar ik vind het prettig keuze te bieden. Bovendien is biologisch weliswaar arbeidsintensiever, maar het levert meer op per ei.”
Maar Migchels ziet ook hoe allerlei factoren per concept voortdurend veranderen. In die zin heeft hij, sinds hij in 2011 de bio-stal bijbouwde, niet alleen extra inkomsten, maar ook twee proeftuinen. Migchels: “Tot afgelopen jaar was de mest voor beide stalconcepten bijvoorbeeld een kostenpost. Inmiddels levert de biologische mij iets op.”
De opbrengst van de bio mest, die wordt gebruikt in de biologische akkerbouw en champignonkwekerij, is op dit moment (nog) niet noemenswaardig. Maar het laat zien dat er beweging in zit. Migchels vindt het interessant om de ontwikkeling van beide concepten steeds met elkaar te kunnen vergelijken, om op basis daarvan nieuwe keuzes te kunnen maken op langer termijn.
Flexibiliteit is ook de motor achter de voerkeuken, die zich nog in de opstartfase bevindt. Voor zijn voer, een mix van lokaal geteelde mais, tarwe, kern en kalk, blijft de veelzijdige pluimveehouder afhankelijk van zijn Duitse leverancier, Ems-vechte zo’n vijftien kilometer van zijn bedrijf. De eigen keuken is bedoeld om snel te kunnen inspelen op klimaatveranderingen. Vooral bij langdurige, extreme hitte is het prettig om gemakkelijk in staat te zijn tot voeraanpassingen.
Van (inter)nationaal naar regionaal
Doordat Migchels zelf een deel van de distributie op zich neemt, zijn er niet alleen minder vervoerkosten. Het biedt de leghennenhouder ook de gelegenheid zijn werk meer af te wisselen. Sinds hij een tijd geleden te kampen kreeg met lichamelijke klachten, realiseert de leghennenhouder extra goed hoe belangrijk dit is. Dat zijn bedrijf inmiddels uit zoveel verschillende facetten bestaat, zorgt niet alleen dat er bijtijds kan worden geschakeld als het gaat om de wensen van zijn klanten. Het werk kan ook veel dynamischer meebewegen met zijn eigen capaciteiten en behoeften.
Terugkijkend is Boerderij Migchels altijd in beweging geweest. Nadat het familiebedrijf ooit begon als producent in de internationale vleeseendenindustrie, is Harry Migchels zich steeds meer lokaal gaan oriënteren. Inspelend op die behoefte, is hij in 2004 overgestapt op Freiland 1-ster scharrel leghennen, om zo langzaamaan een plaatselijk afzetnetwerk te bouwen. Dat begon in 2012 met een kleine automatiek, waarin al snel achthonderd eieren per week werden afgezet. Na uitbreiding van de automatische verkoop, opende Migchels in 2018 zijn winkel. Toch kwam de lokale verkoop pas werkelijk van de grond in 2020, met de distributie aan lokale afzetpunten.
De lokale verkoop staat voor Migchels niet alléén in het kader van het milieu en de afwisseling die dit mogelijk maakt in zijn werk. Het ziet het vooral ook als risicospreiding en een manier om gemakkelijker in te spelen op een steeds sneller veranderende wereld. Maar de boer wil net zo goed die wereld een beetje veranderen; “Ik zie dit ook als een manier om het denken over duurzaamheid te beïnvloeden, en daarmee de toekomstbestendigheid van de sector.”
Door de lijnen tussen het produceren en het consumeren te verkorten, hoopt de Onstwedder iets te doen aan de groeiende afstand die Nederlanders hebben tot hun eten. Niet alleen vindt hij dat de veelal inferieure geïmporteerde producten, alle prachtige Nederlandse verdringen. Buitenlandse bedrijven kunnen die immers goedkoper aanbieden, omdat ze minder te maken hebben met strenge regelgeving. Migchels merkt dat mensen überhaupt steeds minder willen betalen voor voedsel.
Van beleren naar inspireren
De pluimveehouder ziet een enorme discrepantie tussen een behoorlijk kritische burger enerzijds, en een consument die zich gemakkelijk laat meeslepen door de impulsen van de portemonnee aan de andere. “Het is vooral deze tegenstrijdigheid tussen burger en consument die het klimaatvraagstuk belemmert. Kritiek op de productie en koopgedrag lopen mijlenver uiteen.” Door lokaal te verkopen, kan de boer niet alleen gehoor geven aan de roep om duurzaamheid, maar ook die van betaalbaarheid, met een directe verkoopprijs van 1,60 euro per tien.
Om tegenwicht te bieden aan het vluchtige, en daardoor eenzijdige beeld dat media veelal bieden van vooral die kritische burger, wil Migchels zichtbaar zijn in zijn omgeving. De boer heet voorbijgangers en mensen, die zijn bedrijf bezoeken niet alleen welkom, maar biedt ze ook de rust en ruimte voor het werkelijke verhaal. Naast de automatiek en de winkel, staat er op zijn bedrijf daarom – letterlijk – een ‘Rustpunt’, waar iedereen zich weer even helemaal mens kan voelen, en niet alleen burger of consument.
Door gelegenheid te geven voor een kopje koffie of een ijsje, in alle rust, met uitzicht op zijn bedrijf, wil Migchels deze menselijke kant benadrukken. Met ‘Het Rustpunt’ op zijn bedrijf hoopt hij die meer ontspannen, aandachtiger en zo rijkere blik op voedselproductie te bieden. Zo wil de pluimveehouder niet alleen laten zien wat hij doet, maar – ook omgekeerd – invoelbaar maken hoeveel invloed we als consument hebben. “Als consumenten en producenten niet meer het gevoel hebben dat ze er alleen voor staan, kunnen we eindelijk samen optrekken en daarmee de krachten bundelen.”
Groene stroom
Migchels vindt niet dat de bal alleen maar bij de consument ligt. Zoals veel agrariërs, doet hij wat hij kan om te verduurzamen. Vrijwel alle verlichting is inmiddels vervangen door led. En in 2016 kon hij investeren in 1400 zogenaamde ‘Thin Film’ zonnepanelen op het dak van zijn stallen. Mede dankzij SDE-subsidie compenseert de ondernemer vijftien jaar lang iedere kiloWatt opgewekt voor eigen verbruik met 0.128 euro. Met het hiermee verworven piekvermogen van 160 kiloWatt, kan Boerderij Migchels naar schatting honderdvijftig megawattuur energie per jaar produceren. Dat is bijna twee keer zoveel als de energiebehoefte van zijn bedrijf en woning samen.
“Volgensmij wordt de wereld niet simpelweg duurzamer, ze wordt vooral diverser en beweeglijker”
Toch is hij ‘s nachts nog altijd afhankelijk van het energienet. “Om optimaal te profiteren van mijn panelen, plan ik werkzaamheden die extra energie kosten, zoals bijvoorbeeld mest draaien en voer klaarzetten, zoveel mogelijk overdag. Het kleine beetje dat ik tijdens de nacht nog van het grit moet halen, staat daarom niet in verhouding tot wat ik overdag produceer. Zo lever ik behalve eieren groene stroom die door anderen kan worden gebruikt. Ik verwacht binnen zeven jaar mijn investering te hebben terugverdiend.”
Migchels kijkt niet ontevreden terug op zijn keuze, want wanneer hij uitgaat van de gemiddelde levensduur van zijn panelen, die hij rond de 25 jaren schat, blijft er onderaan de streep nog wat over. Ook het plaatsen van de panelen viel mee. Door bij het monteren gebruik te maken van de bestaande boutgaten in het golfplaat, kon de isolerende werking van het dak onaangetast blijven.
Toch had de pluimveehouder het achteraf gezien anders gedaan. Voor de energie die hij levert aan het net, wordt hij gekort op zijn subsidie. Dit maakt de overcapaciteit minder interessant. Net als bij zijn eierproductie, had hij het risico daarom liever verspreid over verschillende concepten.
Als hij het opnieuw moest doen, had hij slechts de helft van de zonnepanelen aangeschaft, om overdag uitsluitend in zijn eigen verbruik te voorzien. Daarnaast had hij dan een aantal van de kleine windmolentjes genomen, die hij de afgelopen twee jaar rondom zijn bedrijf een opmars heeft zien maken. “Het voordeel van windmolens is dat je ook ‘s nachts onafhankelijk blijft van netstroom.”
Om alsnog volledig onafhankelijk te worden, heeft Migchels geëxperimenteerd met eigen energie opslag, onder andere via een accu met vliegwiel. Maar met een energieverlies van rond de 75 procent, bleek dit nog verre van rendabel. Hij hoopt op technische vernieuwingen, maar hij houdt er vooral rekening mee dat alles over een jaar weer compleet anders kan zijn. Net als bij zijn stalconcepten, wil hij daarom niet vooruitlopen op één concept, maar vooral flexibel blijven. “Volgens mij wordt de wereld niet simpelweg duurzamer, ze wordt vooral diverser en beweeglijker.”
Tekst en beeld: Pascale Bosboom
U heeft zojuist een bericht gelezen uit onze Pluimveekrant!