Dit is het laatste deel van het onderzoek. Vroege voeding is geen garantie voor succes. Allereerst moet voldaan worden aan de wensen van de kuikens met name voor wat betreft temperatuur. Wanneer aan de temperatuurbehoefte wordt voldaan, is het aan te bevelen de kuikens zo snel mogelijk na het uitkomen voer te verstrekken. Dit bevordert de opname en benutting van voedingsstoffen in de dunne darm, maar zorgt er ook voor dat pathogenen de darmwand minder snel kunnen passeren. Het ‘voeden’ van het embryo, oftewel in-ovo feeding, heeft mogelijk ook een positief effect op de vitaliteit en darmgezondheid van het kuiken. Ook is het van belang dat jonge kuikens de eerste dagen voeders krijgen met gemakkelijk verteerbare nutriënten.
Het geven van een zogenoemde pre-starters kan de eerste levensfase van het kuiken positief beïnvloeden. Het verstrekken van grove delen, bijvoorbeeld bijvoeren hele of gebroken tarwe, draagt bij aan een betere ontwikkeling van met name de spiermaag en werking van het maagdarmkanaal. Dit verkleint de kans op verteringsstoornissen en darmgezondheidsproblemen.
Post hatch feeding
In de praktijk kan het soms 36 tot 48 uren duren voordat de kuikens de beschikking krijgen over voer en water vanwege de variatie in uitkomsttijdstip en het transport van de broederij naar het pluimveebedrijf. Het vroeg beschikbaar stellen van voer stimuleerde de groei en ontwikkeling van de darmvilli en het oppervlak ervan zodat nutriënten beter opgenomen konden worden, maar ook de immuunrespons. De juiste temperatuur van de kuikens is hierbij een zeer belangrijke factor, want als zij het koud hebben eten ze niet en maken ze sowieso een slechte start. Vroege voeding zal koude kuikens dus niet helpen.
Na het uitkomen maakt het metabolisme van de kuikens een verandering van endogene vetverbranding naar een exogeen koolhydraat- en eiwitrijk dieet en het tijdig aanbieden van voer heeft een positief effect op de verdere kuikenontwikkeling. Wanneer de kuikens geen toegang hebben tot voer, verliezen ze lichaamsgewicht, terwijl hun ingewanden wel in gewicht kunnen toenemen. De kuikens teren dan in op hun dooierrest, maar het lijkt erop dat ze dit vet en eiwit vooral gebruiken voor onderhoud en slechts een klein deel voor groei. Slechts bij het verstrekken van voer konden de kuikens een groter deel van de dooierrest gebruiken voor ontwikkeling en groei. Net als in het broedproces lijkt de beschikbaarheid van suikers een voorwaarde om dooiervetten te gebruiken voor groei en ontwikkeling.
Waterconsumptie
Jonge kuikens kunnen snel uitgedroogd raken, omdat ze continue vocht verliezen. Dit kan gebeuren door langdurig transport, maar zelfs al in de uitkomstkast of in de bewaarruimte in de broederij, vlak voor transport. Soms is de luchtvochtigheid verhoogd om uitdroging tegen te gaan, maar het is twijfelachtig of dat de beste manier is. Jonge kuikens hebben een optimale lichaamstemperatuur van 40,0 tot 41,0graden Celsius waarbij ze zich comfortabel voelen en in de stal op zoek gaan naar voer en water. Wanneer de lichaamstemperatuur lager is dan 40 graden, dan kruipen jonge kuikens op elkaar. Oudere kuikens kunnen hun metabolisme verhogen door meer te eten om hiermee hun lichaamstemperatuur te verhogen, maar jongere doen of kunnen dit nog niet.
Vocht verliezen
Kuikens die het daarentegen te warm hebben, spreiden als eerste hun vleugels om warmte kwijt te raken, waarna ze door te hijgen hun warmteverlies proberen te verhogen. Hiermee verliezen de kuikens vocht. Bij een optimale lichaamstemperatuur verliest een kuiken gemiddeld slechts één tot anderhalve gram vocht per 24 uren. Maar wanneer de lichaamstemperatuur stijgt, kunnen kuikens in extreme gevallen tussen de vijf tot tien gram vocht kwijtraken per dagen. Door de vochtigheid van de lucht te verhogen, wordt voorkomen dat kuikens te veel vocht kwijtraken. Tegelijkertijd kunnen de kuikens daardoor dus ook hun warmte niet kwijt waardoor de lichaamstemperatuur alleen maar verder op kan lopen. In onderzoeken waarin kuikens meer vocht verliezen dan anderhalve gram per dag is hoogstwaarschijnlijk de kuikentemperatuur te hoog, waardoor wateronthouding een groter negatief effect lijkt te hebben.
Uitdroging voorkomen
Uitdroging van eendagskuikens kan dus grotendeels worden voorkomen door het handhaven van de juiste lichaamstemperatuur. Wanneer kuikens eten en hun dooierrest opnemen, resulteert de vertering van voer en dooierrest in de vorming van metabool water. Dit metabole water is voldoende om bij optimale lichaamstemperatuur het vochtverlies te kunnen compenseren. Kuikens die langdurig op transport gaan (bijvoorbeeld fokkerijproducten) kunnen een injectie met twee kubieke centimeter zoutoplossing krijgen. Echter, voor oververhitte kuikens is het vochtverlies veel groter dan deze twee kubieke centimeter zoutoplossing. Een kleine hoeveelheid voer tijdens transport kan bijdragen aan een verhoging van de verbranding van vet uit de dooierrest. Hiermee is metabool water geproduceerd, maar dit kan dus alleen effectief zijn wanneer de lichaamstemperatuur optimaal is.
Meer weten over de voorgaande delen? Lees deel 1 en deel 2 hier.
De originele tekst uit het onderzoek is voor de Pluimveekrant aangepast. Specifieke verwijzingen uit de literatuurstudie van Sander Lourens zijn voor de leesbaarheid weggelaten, maar kunt u in het originele rapport vinden.
Dit betreft een artikel uit onze Pluimveekrant. De Pluimveekrant gratis thuis op de mat?