Temperatuur in de vleeskuikenstal is een belangrijke factor om mee rekening te houden in het management. Vleeskuikenspecialist Martijn Gruyters van Cobb Europe gaat in dit kennisartikel in op het juist klimaat voor de verschillende fasen tijdens ronde.
De genetisch vooruitgang van het moderne vleeskuiken heeft in de afgelopen tien jaar grote stappen vooruit gemaakt op het gebied van efficiëntie. Er is geselecteerd op een hoge potentie om nutriënten en energie om te zetten in een waardevolle bron van eiwit voor menselijke consumptie. Dit alles met een hoge efficiëntie en lage milieu-impact in vergelijking met andere landbouwhuisdieren. Om dit potentieel te benutten moet het management en de voeding nauwkeurig afgestemd zijn op de leeftijd van de dieren om ze te allen tijden in een comfortabele omstandigheid te houden. De omstandigheden waarin de dieren zich comfortabel voelen, verandert met de leeftijd. Bijvoorbeeld geldt dat hoe ouder het dier wordt de behoefte aan energie toeneemt, terwijl de eiwitbehoefte afneemt. De temperatuur is een andere belangrijke factor om mee rekening te houden.
De bandbreedte tussen koude- en hittestress
Bij vleeskuikens is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de comfortzone en de thermo neutrale zone. De comfortzone kan worden omschreven als de bandbreedte van temperaturen waarin de vleeskuikens hun lichaamstemperatuur constant kunnen houden met een minimale inspanning. Deze zone zal verschuiven bij verschillende voerniveaus en huisvestingcondities.
De thermo neutrale zone is de bandbreedte van temperaturen waarin de kuikens hun lichaamstemperatuur in stand houden met behulp van hun eigen fysieke temperatuur regulatie. De thermo neutrale zone (TNZ) heeft een bredere bandbreedte als de comfortzone.
De laagste temperatuur in de TNZ wordt de laagste kritische temperatuur (LKT) genoemd. In het schema aangegeven met LCT. Wanneer de effectieve ruimte temperatuur onder deze grens komt, zal het kuiken energie uit het voer gebruiken om zichzelf op de juiste lichaamstemperatuur te houden. Oftewel koudestress. In dit geval gaat dus ‘dure’ energie, die had kunnen worden gebruikt voor productie (groei) en verloren gaat aan het reguleren van de lichaamstemperatuur. De hoogste temperatuur in de TNZ wordt de hoogste kritische temperatuur (HKT) genoemd. In het schema aangegeven als HTC. Wanneer de effectieve ruimte temperatuur hierboven komt, kan het kuiken zijn overtollige warmteproductie niet kwijt. Dit is hittestress en een fase waarin het vleeskuiken zijn voeropname gaat beperken om de warmteproductie te reguleren, wat ten koste gaat van groei.
Figuur: Thermoneutrale en comfort zone van vleeskuikens
De LKT en HKT niveaus hangen af van:
- Leeftijd
- Lichaamsgewicht
- Huisvesting omstandigheden
- Voeding en voer niveaus
- Relatieve luchtvochtigheid
- Luchtsnelheid
- Gezondheid status
Jonge kuikens (nul tot drie weken)
Gedurende incubatie (embryonale fase) en de eerste vier dagen na uitkomst kunnen we de kuikens beschouwen als ‘koudbloedig’ (poilikilotherm of exotherm). Dit betekent dat de kuikens afhankelijk zijn van de omgevingstemperatuur om zichzelf op temperatuur te houden en comfortabel te voelen. Alle omstandigheden, die er voor zorgen dat de kuikens buiten de comfortzone komen zoals te lage of hoge temperaturen, onjuiste vloertemperatuur of tocht leveren een moeizame start op voor het kuiken.
Speciale aandacht dient gegeven te worden aan de vloertemperatuur aangezien de jonge kuikens warmte verliezen of opnemen via hun poten. De vloer (het beton) moet tussen de 28 en 30 graden zitten en het verse strooisel tussen de 30 en 32 graden (RV 30-50 procent) bij ruimteverwarming. Wanneer warmtestralers worden gebruikt, moet de temperatuur direct onder de straler op 40,5 graden. Een bewezen methode om te controleren of kuikens het comfortabel hebben is door de cloaca-temperatuur te meten met een digitale thermometer. Vanaf opzet tot vijf dagen moet de interne lichaamstemperatuur tussen de 40 en 41 graden zitten. Wanneer de gemeten temperaturen buiten deze grens vallen zal de ruimtetemperatuur moeten worden aangepast in kleine stapjes van 0,5 graden.
Afhankelijk van de leeftijd van de moederdieren zal het jonge kuikens langzaam overgaan van ‘koudbloedig’ naar ‘warmbloedig’ rond dag vijf. Op deze leeftijd is het kuiken in staat om hun eigen lichaamstemperatuur te beïnvloeden, maar dit zal energie kosten in omstandigheden die niet optimaal zijn. Energie, die ter beschikking komt aan thermoregulatie, zal niet beschikbaar zijn voor groei- en afweerreacties. Dit maakt kuikens vatbaarder voor ziektes en kan leiden tot verminderde groei.
Het vermogen om warmte te reguleren kan worden verdeeld in twee verschillende processen:
- Fysieke warmte regulatie
- Chemische warmte regulatie
Vleeskuikens reguleren hun interne lichaamstemperatuur door middel van fysieke mechanismen of reacties:
- Lichaamshouding en ineenkruipen à door hun afstand tot andere kuikens te verkleinen (samenkruipen) zullen de kuikens warmte besparen
- Veer ontwikkeling à veren hebben een isolerende werking waardoor warmte afgifte (verlies) naar de omgeving beperkt wordt. Het dons van kuikens heeft een erg lage isolerende waarde (R-waarde van 0,075).
- Het verdampen van water à warmte wordt afgeven door het verdampen van vocht in de luchtwegen. Door te hijgen kunnen de dieren de warmte afgifte verhogen
- Het veranderen van de bloeddoorstroming in de aderen van de huid à door het openen of samenknijpen van de aders wordt de bloeddoorstroming gereguleerd waarmee de warmte kan worden afgegeven of behouden
Omgevingstemperatuur kan productie van hormonen beïnvloeden. Deze chemische factoren hebben op hun beurt weer invloed op het gedrag van de dieren. Deze respons staat bekend als chemische warmte regulatie. Hierdoor kunnen de kuikens:
- Voeropname verhogen wanneer de ruimtetemperatuur onder de TNZ komt
- Voeropname verlagen wanneer de ruimtetemperatuur boven de TNZ komt
Oudere kuikens (ouder dan drie weken)
Naar mate de kuikens ouder worden, neemt de voeropname toe. Het huidige vleeskuiken consumeert ongeveer 264 kilocalorieën per kilogram levend gewicht per dag. Om dit in perspectief te zetten: dit is ongeveer vijf keer meer als een mens normaal gesproken zou moeten opnemen per dag. Ongeveer 25 procent van deze opgenomen energie wordt gebruikt voor de basale lichaam functies (groei, ontwikkeling, beweging, ademhalen). De overige 75 procent wordt afgegeven als metabolische warmte wat uit de stal moeten worden afgevoerd om de dieren in hun TNZ te houden. Zelfs in slecht geïsoleerde stallen is ongeveer 85 procent van de warmte, die wordt toegevoegd aan de omgeving van de dieren zelf. Het is belangrijk om hierbij op te merken dat op hetzelfde moment dat de metabolische warmte productie toeneemt ook de isolatiewaarde van het kuikens stijgt doordat het beter in de veren komt te zitten. Dit maakt het optimaliseren van het juiste management voor warmte-afgifte alleen maar meer kritisch (figuur 3).
Figuur 3: Isolatie waarde van een vleeskuikens bij toenemende leeftijd.
Aangezien een vleeskuikens niet de mogelijkheid heeft om te zweten moeten vleeskuikens hun extra warmte op een andere manier afgeven. Dit gebeurt door: straling, convectie, geleiding of verdamping. De eerste drie mogelijkheden staan bekend als sensibele warmte-afgifte en werken op basis van het temperatuurverschil tussen het kuiken en zijn omgeving. Vleeskuikens geven hun warmte af vanuit de poten, kam en niet bevederde delen zoals de borst en onder de vleugels. (zie figuur 4). De invloed van deze sensibele warmte afgifte op gedrag, voeropname en het metabolisme is vrij beperkt. Ongeveer veertig van de warmte-afgifte van een kuiken vindt plaats door deze sensibele component en zestig procent door verdamping. Wanneer de sensibele warmte-afgifte niet langer toereikend is om de kuikens in hun TNZ te houden zullen ze reageren met het verhogen van de verdampingsafgifte wat zichtbaar is als hijgen. Overmatig hijgen gaat gepaard met een verminderde voeropname en verhoogde water opname wat een negatieve invloed heeft op groei en strooiselkwaliteit. Hijgen kost veel energie en kuikens kunnen tussen de vijf tot achttien gram vocht per uur verliezen wanneer de lichaamstemperatuur boven de 42 graden komt. Wanneer de lichaamstemperatuur oploopt tot boven de 43,9 graden zal sterfte optreden als gevolg van hittestress.
Wanneer kuikens ouder worden, gaat de bezetting in kilogram per vierkante meter omhoog met als gevolg minder vloeroppervlak wat niet bezet is. Op hetzelfde moment als kuikens hun overmatige warmte proberen kwijt te raken gaat ook de warmte-afgifte van het strooisel omhoog. Dit zorgt weer voor een verhoging van de microbiële activiteit in het strooisel. Wanneer de warmte onvoldoende wordt afgevoerd, gaat de lichaamstemperatuur van het kuiken omhoog met de negatieve gevolgen zoals eerder beschreven. Vaak zien we in de praktijk dat wanneer eindgewichten beneden de standaard liggen, maar de gezondheid en vroege ontwikkeling goed waren, de voeropname na 25 dagen te laag is als gevolg van te hoge lichaamstemperaturen in deze laatste fase.
Goed management in deze periode is erop gericht dat alle noodzakelijke maatregelen genomen worden om de overmatige warmteproductie af te voeren. De focus moet liggen op ingestelde staltemperaturen, ventilatieniveaus, luchtsnelheid en activiteit van de dieren. Het meten van de interne lichaamstemperatuur met een digitale thermometer kan duidelijk laten zien of dat de kuikens in het optimale gebied tussen de 41 en 42 graden liggen.
In de eerste veertien dagen zijn de staltemperaturen ongeveer hetzelfde voor alle verschillende klimaten en bezettingsdichtheid en zal voornamelijk afhangen van de leeftijd van de herkomst moederdieren en de RV. Een belangrijk kantelpunt is wanneer de bezetting in een stal het moment bereikt van 28 kilogram per vierkante meter, omdat op dit moment de afvoer van warmte kritiek wordt. De leeftijd waarop een koppel dit punt bereikt, hangt af van verschillende factoren zoals: kuikens per vierkante meter, groeisnelheid en uitval. Dit kan per bedrijf, per land en per regio verschillen. Om te berekenen wanneer een koppel deze bezetting bereikt, moet de huidige bezetting worden berekend door de opzet bezetting te verminderen met de uitval. Met de huidige bezetting en de te verwachten groei kan worden berekend bij welke leeftijd de 28 kilogram per vierkante meter wordt bereikt. Als leidraad voor het te verwachten groeipatroon kan het Cobb vleeskuiken supplement worden gebruikt. Die is te vinden op: www.cobb-vantress.com/resource/product-supplements
Wanneer het punt van 28 kilogram per vierkante meter wordt bereikt, dient de ruimtetemperatuur te worden afgebouwd en ventilatie te worden verhoogd zodat de overmatige warmteproductie wordt afgevoerd. Onderstaande tabel kan hiervoor als een leidraad worden gebruikt:
Wanneer een koppel wordt uitgeladen zal de streeftemperatuur opnieuw moeten worden ingesteld.
Conclusie: Ontwerp temperatuurschema op basis van bezetting
Om het volledige genetische potentieel van het moderne vleeskuiken te benutten, is het belangrijk om de dieren in een voor hun comfortabele omgeving te houden tijdens alle fasen van het groeiproces. Het zorgen dat de kuikens in hun TNZ blijven, is een van de belangrijkste pijlers voor het comfort van de kuikens. Deze zone verschuift met de leeftijd. Wanneer de kuikens in hun TNZ zitten, kunnen ze hun lichaamstemperatuur reguleren met minimale energiekosten en hun genetisch potentieel voor groei en voeropname laten zien. Een kritisch punt is wanneer een koppel een bezetting bereikt van 28 kilogram per vierkante meter. Op dit punt wordt warmte-afgifte lastiger met een groter risico op oververhitting en verlaagde voeropname. Het ontwerpen van een temperatuurschema op basis van bezetting maakt het mogelijk om voor iedere regio in de wereld een optimale schema in te zetten.
Martijn Gruijters
Senior Technical Manager
Cobb Europe