De samenstelling van het voer van pluimvee is aan verandering onderhevig. Het rantsoen is altijd al een belangrijke knop waaraan wordt gedraaid om de prestaties van de dieren te verbeteren. Bovendien zien deskundigen in het voer een oplossing om de circulariteit van de pluimveehouderij te verbeteren en wellicht het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen met uitstoot van onder andere stikstof. De onderzoeksafdelingen van voerleveranciers draaien op volle toeren.
Soja is altijd een cruciaal onderdeel van diervoeders geweest. Nedevi, de collectieve belangenbehartiger van de Nederlandse diervoederindustrie, garandeert dat de sojaproducten honderd procent duurzaam zijn en heeft in 2006 zelfs protocollen zodat er geen soja uit de Amazone op de markt komt. Om te voorkomen dat aan de productie van diervoeders ontbossing ten grondslag ligt.
Sojameel heeft de beste aminozuren in haar eiwit en is daarom een zeer geschikte grondstof voor het voer van jonge dieren, die in de groei zijn. Er bestaan in Nederland momenteel geen eiwitgrondstoffen, die efficiënter kunnen worden ingezet. Daarom wordt er ook volop gewerkt aan serieus telen van sojabonen uit Nederland.
Nedersoja
Voor het verbouwen van sojabonen wordt in de Green Deal ‘Soja in Nederland’, waarin Groningen, Friesland en Drenthe partijen zijn, gestreefd naar een areaal van tienduizend hectare. Zeeland ondersteunt een praktijkproef voor sojateelt en Noord-Brabant stimuleert de teelt van sojabonen stimuleren. Het areaal sojabonen groeide volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek van 450 hectare in 2017 naar 540 hectare in 2018 (17,4 procent). Op Europese schaal is het Nederlandse aandeel bescheiden te noemen. In 2018 bedroeg het areaal sojabonen in de Europese Unie 901.000 hectare. Trekken we dit naar een mondiale schaal, dan komt de EU niet in de buurt van bijvoorbeeld Amerika en Brazilië, die beide meer dan 33 miljoen hectare soja verbouwen. De lokale teelt lijkt daarmee nog onvoldoende volwassen om te voorkomen dat de bonen vooral worden geïmporteerd.
Alternatieve gewassen
Onder druk van politiek en maatschappij, ook om de productie van diervoeders meer lokaal te organiseren, is men op verschillende fronten op zoek naar vervangers van soja. Of in ieder geval ingrediënten waarmee het aandeel van soja in diervoeding wordt verlaagd. Uit een onderzoek van Wageningen Universiteit in 2008 naar de kansen voor erwten, lupines en veldbonen kwam naar voren dat voor erwten het meeste perspectief is. Mits de prijs fors onder de reguliere marktprijs gaat, is een reductie van sojabehoefte van 52 tot 75 procent mogelijk, aldus de onderzoekers. ‘De opbrengst blijft nog wel achter bij granen en ook de teeltrisico’s zijn groter dan bij granen’, zo werd in 2008 gesteld. Verrassend genoeg is in tien jaar tijd het areaal voedererwten gedaald. In 2008 kwam de teller op een kleine vierhonderd hectare uit. Daar is in 2018 volgens het CBS nog maar iets meer dan 250 hectare van over.
Luzerne en veldbonen lijken wel aan een opmars bezig. Van luzerne is bekend dat de vezels in het product een positief effect op de werking van de spiermaag en darmen van kippen. Met een goede darmwerking wordt tegelijkertijd een beter rendement uit eiwit- en energierijk krachtvoer behaald. Steeds meer pluimveehouders hebben daarom luzernebaaltjes in de stal hangen. Droge veldbonen winnen ook aan populariteit als bijmengproduct in het pluimveerantsoen. De veldboon heeft een eiwitgehalte van 25 tot 30 procent. De crux lag tot dusver vooral in de teelt. Met opbrengsten van vijf tot zeven ton per hectare is er in korte tijd wel een stap gemaakt, dankzij de veredeling.
Op vooravond van insectenrevolutie?
Los van gewassen wordt er ook naar andere eiwitrijke oplossingen gekeken. Insecten krijgen veel aandacht, vooral ook vanwege de toepassing in food, die tot de verbeelding spreekt. Protix is één van de bedrijven, die zich op de insectenmarkt heeft gestort en naar eigen zeggen marktleider is als het gaat om verifieerbare en schaalbare insectenveredeling. De producten uit de fabriek in het Brabantse Dongen zijn gebaseerd op de zwarte soldaat vlieg, Black Soldier Fly. Met het concept Oerei heeft Protix op een slimme manier een beweging op gang gebracht. Het bedrijf heeft daarvoor een gepatenteerd proces waarbij de insecten tot eiwitpoeders en vetten worden verwerkt. Vijf tot tien van de larven van de zwarte soldaat vlieg wordt levend gevoerd aan leghennen.
Protix en Agrifirm kondigden na twee jaar van samenwerking recentelijk aan insectenlipiden in kippenvoeders te mengen. “Door de unieke en uitstekende kwaliteit van het insectenvet LipidX van Protix hebben we verschillende toepassingen gevonden, bijvoorbeeld in onze pluimveediëten”, verklaart ceo Dick Hordijk van de Royal Agrifirm Group, “De consumenten van de toekomst vragen ons om verder te gaan dan het voor de hand liggende en daarom moeten we gedurfde stappen zetten. Dat is de reden waarom we dit interessante nieuwe product zijn gaan mengen.” Eerder durfde Coppens Diervoeding de stap met Protix al aan, door insectenolie in mengvoer toe te passen. De dierlijke eiwitten hebben enorm veel potentie als alternatief voor soja. Regelgeving is nog een sta-in-de-weg, omdat alleen het voeren van vet-extracten en levende insecten onder voorwaarden zijn toegestaan. Toch kan het zomaar zijn dat over enkele weken de seinen op groen worden gezet door de Europese Unie.
Het eeuwige talent van algen
Ook algen lijken potentie te hebben. Uit literatuur blijkt dat algen als ingrediënt aan kippenvoer tot een hogere eierproductie en beter eierkwaliteit kan zorgen. De voederconversie bij leghennen zou bovendien lager zijn. Voor vleeskuikens is een snellere groei en betere voerbenutting voorzien. Uiteindelijk draait het erom dat het technologische proces van de totale algenproductie bij pluimvee de toegang en opname van essentiële stoffen zoals aminozuren, vetzuren en antioxidanten beïnvloedt.
Het potentieel van algen moet nog tot wasdom komen. Her en der poppen initiatieven en onderzoeken op. Zo kondigde Omega Green afgelopen maand aan de eerste commerciële algenboerderij van Nederland te willen bouwen in Friesland. Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) in België is nog niet zover, maar kondigde recentelijk wel een grootschalig onderzoek over de toevoeging van algen in veevoeders aan. Meer specifiek de reststromen.
De reststromen kunnen niet zonder verdere verwerking aan kippenvoeder worden toegevoegd, valt nu al te concluderen uit lopende voederproeven van ILVO. Het is noodzakelijk om deze algenresten te verwerken op een manier, die het zout- en het mineraalgehalte reduceert tot minder dan tien procent. Dit gebeurt door ze te wassen met zoet water en te drogen. “Zonder deze behandeling zou de vertering bij de kippen kunnen worden verstoord”, zegt Marta Lourenço, pluimvee-onderzoeker bij ILVO, “Met een afnemende efficiëntie van eiwit- en energiebenutting als gevolg”. Verder onderzoek moet uitwijzen of en welke andere verwerkingstechnieken nodig zijn.
Collega-onderzoeker Johan Robbens van ILVO is er desalniettemin van overtuigd dat algen op termijn voor pluimvee de meerwaarde laat zien. “Als je kijkt naar de samenstelling van bepaalde soorten microalgen, in vergelijking met andere, meer conventionele Europese voedings- en voederbronnen, kun je zien dat het eiwit-, koolhydraat- en vetgehalte van de algen net zo goed of zelfs beter is. Dit maakt algen gedegen kandidaten als alternatieve eiwitbronnen.”
Tekst: Martin de Vries
Foto’s: Jan den Ouden, Aeres, Martin de Vries