Naast een goede bio-security bestaan er in de praktijk veel ideeën om met toepassing van bepaalde maatregelen of technieken in de stal het risico op een infectie met het vogelgriepvirus te verkleinen. Bijvoorbeeld met het toepassen van windbreekgaas, behandeling van of een toevoeging aan het drinkwater, andere ventilatiesystemen en behandeling van de binnenkomende lucht met UV-straling of ionisatie.
In opdracht van de Provincie Gelderland heeft het Poultry Expertise Centre (PEC) te Barneveld met diverse innovators gesproken en de diverse opties geïnventariseerd. Na beoordeling van de economische en praktische haalbaarheid en de veiligheid zijn tot nu toe een tweetal ideeën geselecteerd en besproken met Prof. Dr. J.J. de Wit van de Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD) te Deventer. Zowel Royal GD als PEC zijn van mening dat deze twee technieken perspectiefvol lijken om een bijdrage te kunnen leveren aan het verkleinen van het risico op een infectie met volgelgriep. Van beide technieken is in kader 1 een globale beschrijving weergegeven. Samengevat: de ene techniek zou kunnen bijdragen aan het inactiveren van het vogelgriepvirus in de binnenkomende lucht, de andere techniek zou kunnen bijdragen aan het inactiveren van het vogelgriepvirus in de voorruimte van de stal, in geval de verzorger (pluimveehouder of personeel) het virus bij zich draagt (schoeisel of kleding). Momenteel wordt door PEC, in samenwerking met Royal GD, geïnventariseerd of er een oriënterend onderzoek uit te voeren is.
Andere situatie bij vaccinatie?
Er is nog veel onduidelijkheid op welke termijn vaccinatie van bedrijfsmatig gehouden pluimvee tegen vogelgriep op brede schaal kan worden toegepast. Duidelijk is wel dat ook bij gevaccineerde koppels pluimvee het voorkomen van insleep van het vogelgriepvirus van groot belang blijft. In geval een gevaccineerd koppel namelijk besmet raakt en het vogelgriepvirus wordt aangetoond, zal het koppel, binnen de huidige regelgeving, toch geruimd worden, ook wanneer het koppel gezond is (stille infectie).
Communicatie
Een goede bio-security, mogelijk aangevuld met technische hulpmiddelen, blijft dus van groot belang, zowel bij tegen vogelgriep gevaccineerde als ongevaccineerde koppels pluimvee. Op vele manieren is er al richting alle betrokken partijen (pluimveehouders, erfbetreders, periferie enz.) gecommuniceerd over zowel het belang van algemene bedrijfshygiëne, zoals een hygiënesluis, douchen, verschillende overalls en schoeisel, als over de mogelijke insleeproutes (zie kader 2) en de daartegen specifiek te nemen maatregelen zoals een goede ongediertebestrijding. Op 22 november 2022 heeft een webinar, speciaal voor erfbetreders, plaatsgevonden, met als titel: ‘Samen voor bioveiligheid in strijd tegen vogelgriep’. De organisatie was in handen van Anevei, AVINED, COBK, CPD, KNMvD, LTO/NOP, Nevedi, Nepluvi, NVP en PEC, en is op de website van AVINED terug te zien. Tevens is er een flyer met 10 praktische tips ontwikkeld om verspreiding van vogelgriep tegen te gaan, zie kader 3. Binnenkort volgt vanuit AVINED aanvullende informatie over de juiste toepassing van windbreekgaas.
Kader 1: Perspectiefvol lijkende technieken
1. Verneveling in binnenkomende lucht met virusinactiverende vloeistof
Om het risico van insleep via de lucht te verkleinen, is door een deel van de pluimveehouders al windbreekgaas voor de luchtinlaten geplaatst. Uit onderzoek van de Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD) blijkt dat de toepassing van dergelijk gaas het risico op insleep via de lucht minimaal met een factor tien kan verkleinen, afhankelijk van de deeltjesgrootte van de drager waarop het vogelgriepvirus meelift. Het is waardevol te onderzoeken of met het besproeien van het windbreekgaas met een virusinactiverende vloeistof het risico van insleep via de lucht verder kan worden verkleind. Een dergelijke behandeling kan tevens bijdragen aan het schoon/open houden van het gaas, zodat de ventilatiecapaciteit op niveau blijft. Daarnaast kan de behandeling voorkomen dat door het gaas afgevangen vogelgriepvirus bij reiniging van het gaas alsnog de stallucht binnendringt. Een dergelijke technische toepassing kan bijdragen aan het verkleinen van het risico op een infectie met vogelgriep. De te onderzoeken aspecten zijn hierbij: is een dergelijke verneveltechniek toepasbaar bij windbreekgaas of slibt het dan dicht?; hoe frequent dient dit vernevelen dan plaats te vinden?; wat is het inactiverende vermogen van deze vloeistof?; en in welk tijdsbestek vindt deze inactivatie plaats?
2. UV-straling in de voorruimte
Om het risico van insleep via de mens te verkleinen, is het het onderzoeken waard of de toepassing van bepaalde technieken, bijvoorbeeld UV-straling, in de ‘voorruimte’ van de stal een afdoende inactiverend effect heeft op een eventueel binnenkomend vogelgriepvirus. De verzorger komt namelijk vanaf het erf eerst in deze ruimte om vervolgens na wisseling van schoeisel en kleding de dierruimte te betreden. In geval de verzorger vogelgriepvirus bij zich zou dragen aan schoeisel of kleding van buiten en dit virus wordt in de voorruimte voldoende snel geïnactiveerd, wordt een infectie van het koppel pluimvee op dat moment, via deze infectieroute, voorkomen. Daarmee zou een dergelijke technische toepassing kunnen bijdragen aan het verkleinen van het risico op de insleep van het vogelgriepvirus. De te onderzoeken aspecten zijn hierbij: het inactiverende vermogen van deze techniek én in welk tijdsbestek en tot welke afstand vindt deze inactivatie plaats?
Voor beide technieken zijn de overige aspecten, zoals haalbaarheid en betaalbaarheid en veiligheid al in kaart gebracht en als gunstig beoordeeld. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden door het Poultry Expertise Centre (PEC) te Barneveld en de Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD) te Deventer.
Kader 2: Verschillende infectieroutes
In hoofdlijnen zijn de volgende vier infectieroutes te onderscheiden:
1) Insleep via de mens, bijvoorbeeld door kleding of met schoeisel door het naar binnen lopen van een poepdeeltje van een besmette vogel. Met de juiste hygiëne-maatregelen en de juiste toepassing daarvan, is deze insleeproute (grotendeels) te voorkomen. In de praktijk blijkt dat het veel discipline vraagt de benodigde hygiëne-maatregelen consequent uit te voeren. Eén momentje van onachtzaamheid kan voldoende zijn voor een introductie van het virus.
2) Insleep door ongedierte als ratten en muizen: deze dieren kunnen besmet zijn met het vogelgriep-virus, bijvoorbeeld na het eten aan een besmet vogelkadaver. Ook deze route is met de juiste bestrijdingsmaatregelen grotendeels te dichten, echter door de toenemende wetgeving is een effectieve ongediertebestrijding een grote uitdaging geworden.
3) Insleep door besmette dieren of besmet materiaal; het risico op een dergelijke infectieroute kan, gezien de uitgebreide monitoring, wet- en regelgeving, hygiëne-maatregelen en hoog bewustzijn in de gehele keten, als laag worden bestempeld.
4) Insleep via de lucht: steeds meer gaat de gedachte leven dat infectie via de aangezogen ventilatielucht een infectieroute is die er toe doet. Hierover wordt al jarenlang door wetenschappers en praktijkmensen gediscussieerd, in eerste instantie met een groot verschil van inzicht, maar dit verschil is afnemend. Het lijkt steeds aannemelijker dat het vogelgriepvirus, gedragen door een stof- of mestdeeltje of veertje, via de binnenkomende ventilatielucht, een insleeproute kan zijn die tot infectie leidt. Ook wordt gedacht aan de mogelijkheid dat een vogelgriepvirus, vanuit een besmet vogelpoepje dat op het dak van de stal terecht is gekomen en vervolgens (met behulp van regenwater) naar beneden glijdt, via de luchtinlaat naar binnen wordt gezogen en dan zorgt voor een infectie.
Bedenk dat slechts 0,01 gram besmette mest van bijvoorbeeld een eend of een gans voldoende is om een koppel pluimvee te infecteren. Tenslotte: er hebben zich infecties met vogelgriep voorgedaan op bedrijven met een zeer hoog hygiëne-niveau. Op dergelijke bedrijven tasten we nog in het duister over de infectieroute. Is er soms sprake van een nog onbekende insleeproute?
T.a.v. de toepassing van windbreekgaas heeft er al het nodige onderzoek plaatsgevonden. Klik op de link om het artikel te lezen.
Tekst: Jan Workamp namens Poultry Expertise Centre
Beeld: Martin de Vries