Algemeen kan worden gesteld dat er bij de recente uitbraken van hoogpathogene vogelgriep (HPAI) beperkt klinische verschijnselen zijn, waarbij de klinische verschijnselen sterk afhangen van het stadium van de infectie. Acute sterfte lijkt de belangrijkste indicator te zijn maar deze kan zeer lokaal optreden. Het beeld is niet bij alle pluimveetypes hetzelfde.
Verschillende klinische verschijnselen bij vogelgriep
Bij inspectie kan het aangetaste koppel te rustig zijn en zijn er meer zieke en recent gestorven dieren aanwezig dan normaal. Zieke dieren zitten bol en zijn sloom. Aangetaste dieren sterven binnen een paar uur na de eerste verschijnselen van vogelgriep. Het beeld kan per aangetast bedrijf verschillen en ernstig worden vertroebeld door co-infecties met andere ziektekiemen of andere problemen. Het is bovendien zeer goed mogelijk dat door mutaties in het genetische materiaal van het virus de kliniek bij een infectie sterk kan verschillen. Tot op heden was er steeds sprake van introducties vanuit een besmet wildevogelreservoir en geen verspreiding van een (geïnfecteerd) bedrijf naar een ander pluimveebedrijf.
Waarnemingen bij leghennen
Besmet geraakte koppels maakten, in de vroege fase, niet direct een zieke indruk en er was normale activiteit in de stal. Het leek erop dat ziekte steeds begon op één plek of in één afdeling in de stal. Op die plek werden verhoogde uitval en zieke hennen waargenomen, maar in andere delen van de stal waren de dieren ogenschijnlijk nog gezond. Over het algemeen hebben de gestorven dieren nog voer in de krop en de maag en kan er nog een compleet ei in de eileider aanwezig zijn. De zieke hennen waren apathisch, hadden soms een rochelende ademhaling en waterige uitvloeiing uit de cloaca. Koorts is geen opvallend verschijnsel. Bij sectie worden weinig afwijkingen opgemerkt, behalve enkele dieren met subtiele puntbloedingen in de kliermaag, nier en in het hart.
Waarnemingen bij eenden
Bij eenden werd gemeld dat de dieren rustiger waren dan normaal en dat de voeropname plots sterk daalde (soms met meer dan 50 procent). De uitval nam niet direct sterk toe, maar er waren wel enkele tot meerdere dieren aanwezig met klinische verschijnselen zoals apathie, zenuwverschijnselen en dunne, groene mest.
Waarnemingen bij vleeskuikens
Bij de getroffen vleeskuikenkoppels viel verhoogde uitval op, gelokaliseerd in een deel van de stal. Gemiddeld over de hele stal was minder dan 1 procent van de dieren zichtbaar ziek. Veruit de meeste van deze zieke dieren waren algemeen zwak, zonder specifieke klinische verschijnselen. Slechts een klein deel vertoonde respiratoire verschijnselen en blauwverkleuringen van de kam en poten. Bij sectie zijn subtiele afwijkingen waargenomen, maar zeker niet bij alle dieren. Afwijkingen betroffen roodheid van de luchtpijp, vaatinjectie in het darmscheil, puntbloedingen in spieren en in de kliermaag en miltzwelling met witte vlekjes. Ook hier geldt dat het beeld ernstig wordt vertroebeld door bijkomende infecties.
Waarnemingen bij kalkoenen
Bij kalkoenen viel in een vroeg stadium van de ziekte enkel de verhoogde uitval op. De uitval nam snel toe en al snel was de hele stal stil, sloom en zwak en werd bij alle dieren zeer dunne groene mest waargenomen. Verder waren er geen klinische verschijnselen waarneembaar. Bij sectie werden vergrote, vervette levers waargenomen, verder waren er weinig afwijkingen te zien. Onduidelijk is of de leverafwijkingen onderdeel uitmaken van het ziektebeeld veroorzaakt door H5N1.
Bron: GD