Er is tot nu toe weinig bekend over hoe wilde vogels vogelgriep kunnen overdragen op pluimvee. Onderzoekers van Wageningen University & Research verdiepten zich in het onderwerp. “We krijgen steeds meer zicht op hoe de overdracht gebeurt, waardoor de sector beter in staat is in te spelen op besmettingen en daardoor gericht maatregelen kan nemen”, klinkt het.
Zuid-Oost Azië
Wat weten we wel al? Het vogelgriepvirus komt met wilde trekvogels mee vanuit Zuid-Oost Azië. Er bestaan laag-pathogene en hoog-pathogene varianten. Laag-pathogene vogelgriepvirussen leveren weinig gezondheidsproblemen op bij pluimvee. “Hooguit leggen de kippen wat minder eieren”, weet Nancy Beerens, hoofd van het Nederlands Nationaal Referentielaboratorium, waar alle diagnostiek van vogelgriep in Nederland plaatsvindt.
Zwanen, ganzen, smienten en wintertalingen
“De laag-pathogene variant is van nature aanwezig bij eendachtige wilde vogels zoals zwanen, ganzen, smienten en wintertalingen”, legt Nancy Beerens uit. “Hoog-pathogene varianten komen zelden voor, maar áls ze voorkomen, dan leidt dat uiteindelijk tot veel zieke en dode kippen.”
Vroeger waren vogelgriepuitbraken vaak het gevolg van een laag-pathogeen vogelgriepvirus dat muteerde in een hoog-pathogene variant. Maar sinds 2005 zien onderzoekers dat een hoog-pathogeen vogelgriepvirus rechtstreeks vanuit Zuid-Oost Azië meekomt met wilde trekvogels naar Europa. Daardoor zijn er meerdere uitbraken geweest in onze contreien.
24u op 24u camerabewaking
“Het is algemeen bekend dat eendachtige watervogels drager zijn van het vogelgriepvirus”, zegt Armin Elbers, die als epidemioloog de verspreidingspatronen van dierziekten bestudeert. “Maar hoe komt dat virus vervolgens op de pluimveebedrijven?”
Als we kijken naar de uitbraken in de laag-pathogene vorm, vinden die voor een groot deel plaats in de vrije uitloopbedrijven. “Dat is logisch te veronderstellen, omdat de kippen in de buitenomgeving makkelijk in contact kunnen komen met wilde vogels die drager zijn van het vogelgriepvirus”, redeneert Armin Elbers. Om te weten hoe kippen in aanraking zijn komen met het virus installeerde ik meerdere camera’s bij een bedrijf met uitloop. De camera’s hebben 24 uur per dag, zeven dagen per week aangestaan.”
Besmet water
Na twaalf maanden werden de camera’s uitgezet en kon de ruim 5.000 uur aan videomateriaal worden geanalyseerd. “Wat we hebben gezien, is dat wilde eenden in de winterperiode, van november tot maart, ’s nachts in de uitloop aanwezig zijn”, zegt Armin Elbers. “Dan zitten de kippen binnen in de stal. Op de beelden zie je de wilde eenden in de waterplassen badderen, zoeken naar voedsel én zich ontlasten. Water dat overdag ook door de kippen wordt gebruikt om van te drinken.”
Armin Elbers benadrukt dat er op de videobeelden geen enkele keer direct contact te zien is geweest tussen wilde vogels en kippen. “Onze hypothese is dat de overdracht van virus indirect plaatsvindt via gecontamineerd water of via vogelpoep in de uitloop.”
Lasers moeten wilde vogels weghouden
Uit de data blijkt dat de risico’s voor besmetting met vogelgriep op pluimveebedrijven met vrije uitloop groot zijn. En ook bij bedrijven die op korte afstand liggen van waterwegen en natuurgebieden waar veel wilde vogels verblijven. “De uitkomsten van het onderzoek leveren aanwijzingen op voor bedrijven om het risico op besmetting zo beperkt mogelijk te houden”, klinkt het bij de onderzoekers. “Bijvoorbeeld door het vermijden van plassen in de uitloop door irrigatie.”
Het verjagen van vogels uit de uitloop is ook een mogelijkheid. “Binnenkort starten we een proef met bewegende laserbundels die over de bodem van de uitloop scheren”, legt Armin Elbers uit. “Het idee is dat de vogels schrikken van zo’n at random voortbewegende bundel op de grond en zo verjaagd worden.”
Meer weten? Lees het volledige artikel van Universiteit Wageningen hier.
Bron: Universiteit Wageningen