Elk Salmonella-geval is er één te veel. Ondanks dat het aantal humaan gerelateerde gevallen in de afgelopen dertig jaar absoluut gezien sterk verminderd is, worden er steeds hogere kwaliteitseisen gesteld vanuit de wetgever en retail. Het niet vrij worden van Salmonella kan op termijn een bedrijfsstop tot gevolg hebben. Wanneer men dit te laat of niet grondig aanpakt, wordt de kans om chronisch besmet te blijven steeds groter.
In het tweede deel over Salmonella zetten we de vleeskuikenhouderij centraal. In de vorige editie van de Pluimveekrant over de legpluimveehouderij en Salmonella, is besproken dat de bestrijding met name van belang is ter preventie van Salmonellose bij de mens. Daarbij is de besmettingsroute aan bod gekomen, het belang van een goede bioveiligheid, ‘good vaccination practice’ en de keuze voor het vaccin.
Salmonella aanpak vleeskuikenhouderij
“De Salmonella aanpak in vleeskuikenhouderij valt onder dezelfde nationale Salmonella bestrijdingsprogramma’s als de legpluimveehouderij en vermeerderingssector”, legt Pieter Kirkels uit. Hij is Key Account Manager Poultry Vaccins Benelux voor Elanco Animal Health. De doelstelling van de aanpak, met betrekking tot het aantal positieve koppels voor Salmonella Enteritidis (S.E.) en Salmonella Typhimurium (S.T.) (inclusief monofasische Typhimurium) voor de vermeerdering en vleeskuikens ligt onder de procent. “Dit is in 2020 voor de vermeerdering helaas niet gehaald. Toen kwamen we uit op 1,27 procent. Hierdoor moet er nu in Nederland tweewekelijks in plaats van driewekelijks schoentjes gelopen worden. Bovendien is de officiële monitoring door NVWA geïntensiveerd naar drie in plaats van twee keer per jaar. Dit komt mede doordat het verificatieonderzoek is komen te vervallen.”
In de vleeskuikenhouderij schommelt het aantal positieve koppels in Nederland middels testen op overschoentjes al jaren tussen de twee en de zeven procent (zie ook figuur 1). Naast S.E. en S.T. worden er ook andere Salmonella soorten gezien. In het kader van het onderzoek ‘Surveillance zoönosen in vleeskuikens 2018-2019’ door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is in 2018 een steekproef genomen door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Van de 198 vleeskuikenbedrijven bleek daarbij 11,3 procent ‘Salmonella-positief’. In de meeste gevallen zijn dit S.Infantis (40 procent) en S. Paratyphi B var Java (45 procent). “Dit zou betekenen dat met deze aantallen jaarlijks ongeveer 50 tot 65 bedrijven positief zijn op S.Infantis of S.Java in Nederland”, concludeert Kirkels.
Salmonella gevallen Nederland flink gedaald
Het aantal humaan gerelateerde Salmonella-gevallen is de afgelopen dertig jaar echter flink gedaald in Nederland (Figuur 2). In 1985 werden er nog 8500 gevallen bevestigd door de laboratoria, terwijl er in 2015 nog 2000 gevallen waren. “In totaal draagt pluimvee voor 29 procent bij aan de humaan gerelateerde gevallen; waarbij 20 procent in verband wordt gebracht met de consumptie van ei-gerelateerde producten en 9 procent met pluimveevleesproducten.”
Ondanks de sterke daling in Salmonella-gevallen bij mensen vanuit de pluimveehouderij, worden er steeds hogere kwaliteitseisen gesteld vanuit de wetgever en retail. “Een positiefkoppel vleeskuikens resulteert al snel in een lager bedrijfsrendement door een lagere vleesprijs tot drie cent per kilo, langer moeten leegstaan of zelfs een leveringsstop. Daarnaast is het overstappen naar conceptkuikens zo goed als niet mogelijk voor Salmonella positieve bedrijven. Het niet vrij worden van Salmonella kan op termijn helaas een bedrijfsstop tot gevolg hebben.”
S.Java en S.Infantis
Uit de praktijk komt het beeld naar voren dat bedrijven die S. Infantis of S. Java positief zijn weer lastig vrij worden. “Met name bedrijven die al langere tijd positief zijn lijken hiermee te worstelen”, constateert technical consultant Philippe Gelaude van Elanco. “Als een vleeskuikenhouder een eerste positieve koppeluitslag op S. Java of S. Infantis ontvangt, ligt de focus op extra reiniging, desinfectie en andere bioveiligheidsmaatregelen. Zo is de kans het grootst om er vanaf te komen. Wanneer men dit te laat of niet grondig aanpakt, wordt de kans om chronisch besmet te blijven steeds groter. De redenering is eigenlijk vrij simpel. Hoe langer het bedrijf besmet is hoe groter de besmettingsdruk wordt in en om het bedrijf en hoe lastiger het wordt om vrij te worden. Denk hierbij ook aan stof wat bijvoorbeeld in de TL-lampen gaat zitten of de draaischroeven van de voerpannen waar we Salmonella gevonden hebben.”
Voedselveiligheidsprogramma
Elanco heeft speciaal voor Salmonella een voedselveiligheidsprogramma ontwikkeld. Dit bestaat uit twee onderdelen: Food Safety Program audit (FSP-audit) en informatie over het vaccineren van de vleeskuikens. “Wat belangrijk is bij de aanpak is dat u als veehouder met uw adviseur en dierenarts een gestructureerd plan van aanpak maakt om deze Salmonella problematiek stapsgewijs en overzichtelijk aan te pakken”, vertelt Pieter Kirkels, “Het is namelijk heel lastig om het overzicht te houden omdat er veel mogelijkheden en aanbieders zijn die ‘iets’ tegen Salmonella doen. Hou daarom ook vast aan dit plan en doe het grondig. De aanpak dient zich daarbij te richten op een totaal aanpak omdat het probleem multifactorieel is.”
De specialisten van Elanco maken in het kader van het programma na de FSP-audit een bedrijfsadvies op, in overleg met de bedrijfsdierenarts. Hierin worden risicofactoren in kaart gebracht. “De resultaten worden overzichtelijk verwerkt tot een bedrijfsspecifiek rapport in een app. Elanco heeft binnen Europa een team van wetenschappers en dierenartsen die zich toegewijd hebben om dit programma te ontwikkelen en de sector vooruit te helpen. Allerlei factoren van reiniging tot en met ongediertebestrijding worden in kaart gebracht. Interne en externe bioveiligheid is enorm belangrijk om ver– en insleep van Salmonella te voorkomen. Door middel van een score zie je direct op welk gebied nog verbeteringen mogelijk zijn met een bijgeleverd op maat gemaakt rapport. Samen met de dierenarts en eventueel de adviseur worden de verbeterpunten besproken.”.
“Onze ervaring is dat veehouders naar aanleiding van het rapport echt al veel hebben aangepakt. Van het demonteren van de voerpannen en voerlijnen, langere leegstand, , coaten van vloeren tot aan extra reinigingen en desinfecteren”, weet Gelaude uit ervaring. “Om de bron van herbesmetting na te gaan kan men deze maatregelen best aanvullen met extra diagnostiek middels swabs van risico locaties. Op deze manier kan men de stal en zijn omgeving het best in kaart brengen en dus pijnpunten aan het licht brengen. De ervaring leert jammer genoeg dat negatieve swabs niet betekenen dat een bedrijf honderd procent vrij is. Een negatief resultaat zegt enkel iets over de mogelijke infectiedruk die nog aanwezig is op het bedrijf. Een positief resultaat daarentegen geeft met honderd procent zekerheid aan dat er nog verbeterpunten zijn.”
Vaccineren
Wanneer een bedrijf elke ronde opnieuw positief wordt voor eenzelfde serotype, terwijl een hoge bioveiligheidsnorm wordt nagestreefd, kan vaccineren van de vleeskuikens een goede aanvullende maatregel zijn. “Een vaccinatie werkt als een flinke extra drempel tegen het aanslaan van Salmonella in de darm en het verminderen van de infectiedruk tijdens de rondes.” Kirkels benadrukt dat een vaccin alleen zin heeft als alle risicofactoren goed zijn aangepakt. “Laatst was ik bij een bedrijf waar nog tempexkevers te vinden waren. Dan heeft vaccineren veel minder zin en moet dit eerst goed worden aangepakt. Wanneer een bedrijf zijn risicofactoren niet voldoende verkleind heeft, is vaccineren als het ware ‘dweilen met de kraan open’.”
Wanneer op zulke bedrijven niet gevaccineerd wordt en er alleen een beperkt reinigings- en desinfectieprotocol wordt toegepast op het bedrijf; stijgt de infectiedruk van Salmonella weer tijdens de ronde door opname, vermeerdering en uitscheiding in de vleeskuikens. Een onwenselijke situatie, vindt Gelaude. “Wanneer men oraal gaat vaccineren met een levend Salmonella vaccin is de kans op het aanslaan van de Salmonella veldstam beperkt waardoor de vleeskuikens die besmet zijn minder uitscheiden, minder andere kuikens besmetten en daardoor stijgt de infectiedruk maar minimaal tijdens een ronde. Hierdoor zal de omgeving minder besmet worden en minder bacteriën persisteren in de omgeving. Door dan een aantal rondes te blijven vaccineren, een strikte bioveiligheid te hanteren, goed te reinigen en te desinfecteren; zal uiteindelijk de infectiedruk steeds lager worden en kan uiteindelijk het bedrijf vrij worden.” (figuur 3)
Huidige resultaten
In Spanje loopt Elanco met dit programma al anderhalf jaar voor op Nederland. Daar is het een succes en wordt het breed toegepast binnen de integraties. “In Nederland zijn we op dit moment met de eerste bedrijven bezig om ervaringen op te doen. De eerste resultaten zijn positief. We zien dat bedrijven die er echt heel veel aan hebben gedaan dit de laatste stap kan zijn naar vrij worden.” Kirkels benadrukt wel dat sommige bedrijven eerst nog een paar extra acties moeten uitvoeren voor ze kunnen beginnen met vaccineren. Dit kan variëren naargelang het bedrijf en van de bestrijding van tempexkevers tot het dichten van scheuren. “Ik ben verheugd dat wij nu ook, naast de vermeerderings- en legsector een bijdrage in de vleeskuikenhouderij kunnen leveren aan de bestrijding van Salmonella. Elanco ziet dit als haar taak om zich hierin te blijven innoveren.”
U heeft zojuist een bericht gelezen uit onze Pluimveekrant! Meer informatie of vraag de Pluimveekrant nu gratis aan!