Waar de biologische markt in België al vele jaren groeit met meer dan 10 procent per jaar, blijft de markt voor biovlees een kleine gespecialiseerde markt. Toch ziet Paul Verbeke van ‘Bio zoekt Keten’ kansen voor biokippen bij pluimveehouders, varkenshouders en konijnenhouders die willen overschakelen naar de biologische productiewijze.
Voor biologisch rundvlees lijkt de afzet minder vanzelfsprekend. Belangrijk knelpunt blijft de slachtcapaciteit voor biologische dieren. Dat blijkt uit een rapport over de markt voor biologisch vlees in Vlaanderen en Europa.
Biologisch voedsel
Vandaag is 3,4 procent van alle verkochte voeding in België van biologische kwaliteit. “Maar in vergelijking met andere productcategorieën blijft de markt voor biovlees eerder beperkt. Een verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk bij de relatief hoge prijs van biologisch vlees en de bewuste keuze van vele bioconsumenten om minder vlees te eten omwille van ecologische, ethische en gezondheidsredenen”, verduidelijkt Verbeke in het rapport.
Op vlak van biovlees is het in België vooral Wallonië dat een rol van betekenis speelt omdat er in de biosector hoge eisen worden gesteld op het vlak grondgebonden productie en noodzakelijke uitloop. “De reden hiervoor is het extensieve karakter van de biologische veehouderij in Wallonië. Dat vraagt veel land om enerzijds de mest af te zetten en om de uitloop te kunnen organiseren. Die hoeveelheid land is vaak niet aanwezig in Vlaanderen of is relatief duur”, luidt het.
Biokippen
De sector van de biologische slachtkippen is een goed georganiseerde keten. “De verschillende schakels werken nauw samen om een continue aanvoer van biologisch kippenvlees te verzekeren”, klinkt het. Zo wordt er gewerkt met speciaal geselecteerde rassen die aangepast zijn aan de biologische productie. Het gaat om rassen die traag groeien en die slachtrijp zijn op 70 dagen. Er mag ook met andere rassen gewerkt worden, maar dan schrijft het biologisch lastenboek voor dat ze pas op 81 dagen mogen geslacht worden en dat zorgt ervoor de dieren vaak te zwaar worden (meer dan 4 kilo).
De slachterij organiseert vervolgens de verkoop, hoofdzakelijk via supermarktketens. Een vaste voederleverancier moet een constante voederkwaliteit kunnen garanderen en is nuttig om betere afnamecondities te kunnen bedingen. De telers werken op basis van een contract met de ketenorganisator. Gezien de specifieke randvoorwaarden bij de productie van biologische vleeskippen, heeft dit zijn voordelen. Zo moet de stal na elke ronde minimaal bijvoorbeeld drie weken leeg blijven om de aanwezigheid van eventuele ziektekiemen te drukken.
Biologisch pluimvee
Biologisch pluimvee wordt hoofdzakelijk via de grootdistributie afgezet en in mindere mate via de gespecialiseerde natuurvoedingswinkels. Naast eigen Belgische productie wordt ook heel wat pluimveevlees ingevoerd uit Frankrijk. Een probleem is wel dat de vraag naar kipfilet merkelijk hoger is dan de vraag naar vleugels, benen en ruggen. Die laatsten worden soms gedeeltelijk in het gangbare circuit verkocht. Dat wordt opgevangen door een relatief hogere prijszetting voor kipfilet. Er wordt ook kippenvlees verwerkt tot worst en gehakt.
De vleeskippenprijs aan de boer is contractueel vastgelegd en gekoppeld aan de voederprijs. Die was einde 2019 ongeveer 2,25 euro per kilo levend gewicht. Ter vergelijking: de prijs voor gangbare braadkippen was in 2015 gemiddeld 0,98 euro per kilo levend gewicht. De winkelprijs voor biokip is 9 tot 10 euro per kilo geslacht gewicht. De vraag naar biologisch pluimveevlees neemt al lang toe. In die mate zelfs dat er ruimte is voor ongeveer 10 bijkomende pluimveehouders met telkens een stal tot 4.800 dieren. “Belangrijke factoren die bij een eventuele omschakeling moeten overwogen worden is dat het bedrijf grondgebonden moet werken en dat een uitloop mogelijk moet zijn”, zegt Verbeke.
Sinds enkele jaren is ook de kleinschalige productie van biologische vleeskippen toegenomen. Het gaat meestal om bedrijven die rechtstreeks aan consumenten verkopen. De productie varieert van enkele tientallen kippen tot enkele honderden per ronde, waarbij 1 tot 2 rondes per jaar worden uitgevoerd. Het houden van minder dan 200 kippen is wettelijk toegelaten zonder vergunningen. Tot 7.500 kippen kunnen de dieren op de boerderij zelf geslacht worden, zonder erkenning van het Voedselagentschap.
Slachtcapaciteit als knelpunt
Het aantal slachthuizen vermindert voortdurend en de overblijvende worden steeds groter. De afstanden tussen het veebedrijf en het slachthuis worden steeds groter. Dit is ongunstig voor het dierenwelzijn. Sommige slachthuizen weigeren ook biologische dieren die afwijkend zijn. Ook kleinere aantallen dieren zijn in sommige situaties niet meer welkom. Vooral in Limburg is er een groot probleem door het ontbreken van slachtmogelijkheden voor schapen, geiten en kleinere aantallen pluimvee.
Bron: VILT