Wanneer de vraag naar kuikens hoog is, wordt de bewaarduur van de broedeieren steeds korter. Lange bewaartijden zijn niet goed voor de broeduitkomsten, maar te korte bewaartijden kunnen ook verminderde broeduitkomsten geven. Welke voordelen kan blootstellen aan ammoniak opleveren?
Ervaringen uit de praktijk wijzen erop dat vooral eieren van jonge moederdieren beter een aantal dagen kunnen worden bewaard voor aanvang van het broedproces. Dit omdat anders de vroegembryonale sterfte hoger is. Verse eieren van jonge moederdieren hebben een hoge eikwaliteit en dat blijkt uit een grote dikwithoogte en een lage pH. Echter, voor een goede start van het broedproces zijn juist een lage dikwithoogte en hoge pH nodig, omdat dan de gasuitwisseling beter verloopt.
Eieren blootstellen aan ammoniak
Nu blijkt dat eieren uit stallen waarin hoge ammoniakconcentraties worden gemeten vaak een mindere interne kwaliteit hebben. Ammoniak legt CO2 en water vast waaruit ammoniumbicarbonaat wordt gevormd en waardoor de pH wordt verhoogd. Dit kan ook de reden zijn dat het albumen in bevruchte eieren sneller dunner wordt dan in onbevruchte eieren. Eén van de eerste afvalproducten in de eerste dagen van het broedproces in bevruchte eieren blijkt namelijk ammoniak te zijn.
Het blootstellen van broedeieren aan ammoniak heeft blijkbaar tot gevolg dat het albumen dunner en de pH hoger wordt. Maar dat zou juist voor verse eieren van jonge moederdieren die het broedproces ingaan wel eens een positief effect kunnen hebben. In een tweetal proeven is het effect van ammoniak op eikwaliteit, vroege embryonale sterfte en broeduitkomsten van eieren van jonge moederdieren onderzocht.
Ammoniak en eikwaliteit
In een kleinschalige proef werden broedeieren van jonge Ross 308 moederdieren (27 weken) op dag 0, 3, 7 en 14 in de bewaarperiode (18°C) gedurende één uur blootgesteld aan ammoniakdamp. Hiervoor werden steeds 15 eieren op een plastic tray in een ruimte geplaatst van ca 0.125 m3.
In deze ruimte werd 50 milliliter ammoniak (10%) verdampt op een schaaltje bij kamertemperatuur. Na een uur bleek 23 milliliter verdampt. Berekeningen geven aan dat de ammoniakconcentratie op deze manier oploopt tot 2.300 ppm. Een controlegroep werd niet blootgesteld aan ammoniakdampen. Van 15 eieren per groep werd de albumenhoogte bepaald en werd de pH in het albumen gemeten. De resultaten zijn te zien in Tabel 1.
pH-waarde in eieren
De pH nam toe met de bewaartijd van de eieren en de ammoniakbehandeling verhoogde de pH het meest bij verse eieren en steeds minder in eieren die langer werden bewaard. Hetzelfde effect werd waargenomen voor de albumenhoogte: deze werd het sterkst verminderd in verse eieren, en steeds minder in eieren die langer werden bewaard.
De omstandigheden in het ei (pH en albumenhoogte) lijken nu voor verse eieren ten gunste veranderd voor een goede start van het broedproces. Omdat het effect van de ammoniakbehandeling op vroeg embryonale ontwikkeling en broeduitkomsten nog onbekend is, werd er een tweede, grootschaliger proef uitgevoerd waarin de relatie tussen de ammoniakbehandeling en bewaarduur is getest op embryonale sterfte en broeduitkomsten.
Ammoniak, vroegembryonale sterfte en broeduitkomsten
Voor deze proef werden eieren van het merk Ross 308 (26 weken leeftijd) gebruikt. In totaal werden 9.600 eieren van één productiedag gebruikt. Deze eieren werden na één dag bewaren op het vermeerderingsbedrijf naar de broederij getransporteerd. Op de broederij werden alle eieren op broedladen geplaatst, en bewaard bij een temperatuur van 18 graden Celsius. De helft van de eieren werd twee dagen na de productiedag uitgebroed; de andere helft na negen dagen. Er werd gebruik gemaakt van twee ontsmettingsluizen van circa 40 vierkante meter.
Op de dag van inleg werd van iedere partij de helft van de eieren (16 broedladen; 2.400 eieren) een uur lang blootgesteld aan ammoniakdamp; de andere helft niet. Dit gebeurde door één liter ammoniak (10%) te laten verdampen onder de eieren uit twee platte bakken van 0.4 x 0.6 meter. Over de broedkar was een plastic zeil gemonteerd om de ammoniakconcentratie rond de eieren zo hoog mogelijk te krijgen. De inhoud van deze broedkar was ongeveer vier kubieke meter. Er bleek 75 milliliter ammoniak verdampt, waardoor de ammoniakconcentratie kon oplopen tot tussen de 2.200 en 2.400 ppm.
Na een uur werden de bak en het zeil verwijderd en werd de ammoniakdamp uit de ontsmettingsluis geventileerd gedurende 20 minuten. Daarna werden de eieren in beide ontsmettingscellen 40 minuten ontsmet met formaline. Hierdoor werd tevens de resterende ammoniakdamp geneutraliseerd. Aansluitend werd de lucht in beide cellen gedurende 20 minuten afgezogen, waarna de broedkarren naar de voorbroed ruimte werden gereden. De broedladen uit beide behandelingen werden gemixt en op één broedkar geplaatst. Ongeveer twee uur later werden de eieren in de voorbroedmachines geplaatst, en werd het broedproces gestart.
Broedresultaten
De broedresultaten staan samengevat in Tabel 2. De lang bewaarde eieren zijn minder ‘bevrucht’, waaruit blijkt dat het moeilijk is om zeer vroege afsterving te onderscheiden van werkelijk onbevruchte eieren. Dit is omdat bewaarduur op zich natuurlijk geen effect heeft op bevruchting. Ook vertonen langer bewaarde eieren een hogere embryonale sterfte in zowel de eerste, tweede als derde week van het broedproces. Door een verhoogde embryonale sterfte, in combinatie met een hoger percentage tweede soort kuikens, is het percentage eerste soort kuikens aanzienlijk (7,5 procent) lager in lang bewaarde eieren.
De interactie tussen ammoniak met bewaarduur laat zien dat de ammoniakbehandeling de vroeg-embryonale sterfte alleen in kort bewaarde eieren vermindert, en dat hierdoor ook het percentage eerste soort kuikens werd verhoogt. Wanneer kort bewaarde eieren geen ammoniakbehandeling kregen, kwamen ze zelfs even slecht uit als lang bewaarde eieren. Voor lang bewaarde eieren maakte het niet uit of ze wel of niet werden blootgesteld aan de ammoniakdamp. De verschillen in broeduitkomsten konden grotendeels worden verklaard door verschillen in vroeg-embryonale sterfte.
Conclusie
De eikwaliteit speelt een belangrijke rol in het behoud van de embryovitaliteit tijdens de bewaarperiode, maar ook in het traject tussen bewaren en broeden in. Voor het broedproces is een eisamenstelling vereist die meer lijkt op die van langer bewaarde broedeieren: hogere pH en een verminderde dikwithoogte.
Door eieren met een hoge interne eikwaliteit (jonge moederdieren, korte bewaarperiode) bloot te stellen aan ammoniakdampen, wordt de interne eikwaliteit zodanig veranderd dat deze beter aansluit op de gewenste samenstelling voor een goede start van het broedproces. Dit uit zich in een verminderde vroeg-embryonale sterfte en daardoor in verbeterde broeduitkomsten.
Tekst en beeld: Sander Lourens – Pluimveeteam Aeres Hogeschool Dronten