De aan / uit regeling bij de verwarmingsbronnen voor de opfok van kalkoenkuikens heeft geen invloed op de technische resultaten. Dat blijkt uit een onderzoek van Aeres Hogeschool in een koppel. Er kan dus worden geconcludeerd dat bij verwarmingsbronnen die zelf geen licht geven, een lichtpuntje aangebracht moet worden om de dieren naar het centrum van de ring te trekken waar ze kunnen opwarmen.
De opfok van kalkoenen verloopt optimaal wanneer de kalkoenhouder in staat is het gedrag, de activiteit, de groei en de uitval van de dieren op een positieve manier te sturen. In de praktijk wordt dit gedaan door gebruik te maken van factoren als licht en temperatuur. Om de relaties tussen warmte, licht, gedrag en prestatie van de kuikens beter te begrijpen, hebben we een proef uitgevoerd waarbij kuikens bij verschillende warmtebronnen werden opgefokt.
Het effect van intermitterende warmte en lichtschema’s op temperatuurverdeling, kuikentemperatuur, gedrag en prestatie is getoetst. Daarnaast is onderzoek verricht naar het effect van het tijdelijk apart zetten van de zogenoemde ‘fietsers’ en de prestaties van deze groep dieren in het verdere groeitraject. Fietsers zijn kuikens die uit de opfokringen worden verwijderd, geringd en opgevangen in een aparte ring met houtwol. Het gewichtsverloop van de geringde kuikens wordt na het terugplaatsen gevolgd.
Het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd in vier hoofdafdelingen van een natuurlijk geventileerde kalkoenenstal met zestienhonderd kalkoenhanen. De hoofdafdelingen met natuurlijke ventilatie en een open nok werden verwarmd met behulp van een centrale verwarming met radiatoren. Elke hoofdafdeling bestond uit een centrale gang langs de zijmuur en vier subafdelingen van elk 31 vierkante meter. Per subafdeling werden honderd kuikens opgezet in opfokringen met een doorsnede van drie meter. De opfokring was onderverdeeld in drie denkbeeldige ringen. Water en voer werd onbeperkt verstrekt. Na vijf dagen werd de opfokring verwijderd en kregen de kalkoenen de halve subafdeling tot hun beschikking.
Proefopzet
Het onderzoek is uitgevoerd met drie factoren: verwarmingsbron, lichtperiode en regeling (aan of uit), zie Tabel 1. In deze proef werden in een hoofdafdeling alle vier subafdelingen alleen ruimtelijk verwarmd (RV), dus zonder plaatselijke verwarming; in één hoofdafdeling werden de 4 subafdelingen verwarmd met gaskappen (GK) met een vermogen van 3,6 kiloWatt, in een hoofdafdeling werden de vier subafdelingen verwarmd met twee Elstein stralers (ES) met een vermogen van ieder 250 Watt en in een hoofdafdeling werden alle subafdelingen verwarmd met twee Elstein stralers met een vermogen van ieder 250 Watt waarbij een gloeilamp (7 Watt) werd gehangen (ESG). In de lichtperiode was in de helft van de subafdelingen met GK, ES en ESG de verwarmingsbron uitgeschakeld; in de andere helft van deze subafdelingen bleef de verwarmingsbron aan. Tijdens de lichtperiode was de verwarmingsbron in de RV groepen altijd aan. Tijdens de donkerperiode was de verwarmingsbron bij alle groepen altijd aan (Tabel 1).
Voor aanvang van de proef, een aantal uren voordat de kuikens arriveerden, werd voor de ES en de GK de relatie onderzocht tussen de instelling en de strooiseltemperatuur in de ring bij een ruimtetemperatuur van 33 graden Celsius. Deze gegevens staan weergegeven in de Figuren 1.
Gedurende de eerste vijf dagen is in de drie ringen per opfokring de kuikentemperatuur gemeten met behulp van een oorthermometer, en is de verdeling van de kuikens over de binnenste, middelste en buitenste ring van de opfokring geobserveerd. Op dag 28 zijn alle kuikens gewogen en is het voerverbruik bepaald.
Resultaten
In Figuur 2 staan de kuikentemperaturen weergegeven die werden gemeten bij de verschillende warmtebronnen. Hier werd onderscheid gemaakt tussen de licht (L) en de donkerperiode (D), en verder binnen de lichtperiode naar de situatie of de verwarmingsbron aan of uitgeschakeld was.
In de opfokringen met ES, was de kuikentemperatuur het hoogst wanneer de ES was aangeschakeld in lichtperiode. Werd de ES uitgeschakeld tijdens de lichtperiode, dan daalde de kuikentemperatuur met een graad. Wanneer de ES was aangeschakeld tijdens de donkerperiode was de kuikentemperatuur gemiddeld toch nog halve graad lager dan tijdens de lichtperiode. De kuikens konden deze warmtebron tijdens de donkerperiode dus moeilijk vinden. In het donker konden de kuikens bij ESG de kuikentemperatuur goed handhaven, maar ook voor deze kuikens gold dat wanneer de verwarmingsbron werd uitgeschakeld tijdens de lichtperiode, de kuikentemperatuur met gemiddeld een graad daalde. Kuikens die werden opgefokt bij GK hadden het zowel in de licht- als in de donkerperiode warm; de kuikentemperatuur lag tussen de 40,5 en 41,0 graden. Wanneer de GK uitgeschakeld werd daalde de kuikentemperatuur met wel anderhalve graad. In de afdeling met RV kwam de kuikentemperatuur niet boven de 39,5 graden.
De verspreiding van de kuikens bij de verschillende verwarmingsbronnen in de licht- en donkerperiode staat weergegeven in Figuur 3. Hierin is ook onderscheid gemaakt of de verwarmingsbronnen aan of uit stonden tijdens de lichtperiode.
De ES kuikens lagen verspreid door de opfokring. In de donkerperiode konden vooral de ESG kuikens door de gloeilamp de warme plek in de binnenste ring vinden. Deze kuikens lagen in de donkerperiode in een cirkel rond de warmtebron, precies op de scheiding tussen licht en donker. Op de eerste dag lagen ze bijna allemaal in de binnenste cirkel, de dagen daarna ook meer in de middelste cirkel, maar bijna niet in de buitenste.
De temperatuur bij de GK was waarschijnlijk te hoog en de kuikens waren vooral te vinden in de buitenste ring. Wanneer de GK uit ging in de lichtperiode waren er wel meer kuikens te vinden in de middelste cirkel. Omdat de GK ook licht afgeeft, was de verdeling van de kuikens in de donkerperiode niet verschillend ten opzichte van de lichtperiode. Bijkomend effect was dat de GK de omgevingstemperatuur van de hele hoofdafdeling omhoog bracht. De kuikens in de RV groep waren zowel in de licht- als in de donkerperiode vooral te vinden in de buitenste cirkels. Deze kuikens hadden natuurlijk ook geen reden om precies in het midden te gaan liggen, omdat er in tegenstelling tot de andere opfokringen geen temperatuurgradiënt aanwezig was.
Technische resultaten
In Tabel 2 zijn de technische resultaten van dag 1 tot en met dag 28 per verwarmingsbron weergegeven. Er waren geen verschillen in technische resultaten door het aan en uitschakelen van de verwarmingsbron in de lichtperiode.
Het gewicht van de ES kuikens bleef achter bij de andere behandelingen, wat ook tot gevolg heeft dat de daggroei minder was. Verder werd er een tendens waargenomen dat de RV kuikens een hogere voeropname hadden. Gevolg hiervan was de voerconversie bij GK en ESG kuikens beter was. De uitval verschilde niet aantoonbaar tussen de verschillende verwarmingsbronnen.
Fietsers
De zogenoemde ‘fietsers’ werden vooral aangetroffen in de eerste vier dagen en werden uit de opfokringen gehaald. Fietsers kwamen bij alle verwarmingsbronnen voor en vanaf vier dagen zijn geen fietsers meer waargenomen. In totaal 22 fietsers werden tijdens normale controleronden in een speciale ‘zorgring’ geplaatst, met daarin houtwol uit de kuikenkratten. De fietsers zijn gemerkt met een pootring en de gewichtsontwikkeling van de dieren is tot het afleveren van de dieren op 132 dagen gevolgd. Het blijkt zeer de moeite waard om extra aandacht te besteden aan deze fietsers omdat het gewichtsverloop van deze dieren minstens net zo goed is als van de overige dieren, zie Tabel 3.
Samenvattend
De verwarmingsbronnen kunnen dus bij een intermitterend lichtschema van 1L:1D tijdens de lichtperiode uitgeschakeld worden wat een energiebesparing oplevert van vijftig procent, is de samenvatting.Bij een Elstein straler zonder gloeilamp (ES) konden de dieren de warmtebron minder goed vinden en was de voerconversie even hoog als bij de relatief koudere kuikens in opfokringen die ruimtelijk werden verwarmd (RV).
Bij de Elstein stralers is het aan te bevelen om een gloeilampje bij te plaatsen (ESG) omdat de straler van zichzelf geen licht geeft. Gaskappen (GK) hadden een groot vermogen en verwarmden niet alleen de hele opfokring, maar ook de gehele hoofdafdeling. De technische resultaten bij GK waren goed. De technische resultaten van de fietsers deden niet onder bij die van het koppel. Het verzorgen van fietsers in een aparte ring geeft de kalkoenhouder juist een financiële meevaller.
Tekst: Sander Lourens
*De originele tekst uit het onderzoek is voor de Pluimveekrant aangepast. Specifieke verwijzingen uit de literstuurstudie van Sander Lourens zijn voor de leesbaarheid weggelaten, maar deze kunt u in het originele rapport vinden. Literatuur is op aanvraag beschikbaar.