Bij problemen met E. coli, grijpen pluimveehouders en -dierenartsen nog relatief vaak naar het antibioticum colistine. De effectiviteit daarvan valt echter tegen, zo blijkt uit onderzoek dat de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) samen met de Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP) deden. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de AVINED-werkgroep antibiotica leg. In ongeveer de helft van de gevallen waarbij colistine is ingezet, blijft het ziektebeeld aanwezig, of komt het weer terug.
Ondanks de indrukwekkende vermindering van het antibioticumgebruik in de pluimveesector, is het colistinegebruik in Nederland is nog te hoog volgens de normen van de Europese Unie. Bij leghennen werd in 2020 slechts 1.67 DDDAS aan antibioticum gebruikt, daarvan was 1.06 DDDAS colistine. Daarom zijn GD samen met pluimveedierenartsen van de VMP een project gestart waarbij we het gebruik van colistine onder de loep hebben genomen. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de AVINED-werkgroep antibiotica leg.
E. coli meest voorkomende infectie
Hieruit blijkt dat het gebruik van het middel zeker niet altijd tot verbetering leidt. Ziekte door infectie met de E. coli bacterie is een van de meest voorkomende infecties bij leggende hennen. In deel van de gevallen is het nodig om een behandeling in te stellen om de schade en aantasting van het welzijn te beperken. Dierenartsen schrijven dan onder andere colistine voor bij een ernstig verloop van een E. coli-uitbraak en een verminderd dierenwelzijn. Vaak in combinatie met andere maatregelen, zoals de verbetering van het stalklimaat, het aanscherpen van hygiëne en bijvoorbeeld het aanzuren van het drinkwater.
Effectiviteit colistine niet heel groot
Maar de koppels die colistine krijgen, worden niet altijd beter. In bijna de helft van de gevallen blijft het ziektebeeld aanwezig, of komt het later weer terug. De effectiviteit blijkt dus niet heel groot.
Bron: Stichting AVINED