De leeftijd van een eendagskuiken is een rekbaar begrip. Sommige kuikens komen al na 19 dagen uit, andere kuikens pas op de 22e dag. Ongetwijfeld speelt de erfelijke aanleg hierin een grote rol. Ook bewaarduur, broedtemperatuur en de gasuitwisseling zijn factoren die van invloed zijn op de fysiologische ontwikkeling van een embryo. Een kuiken dat zelf beslist wanneer het tijd is om uit het ei te kruipen heeft zich optimaal kunnen ontwikkelen.
Wanneer het kuiken geforceerd vroeger of later dan “gepland” uitkomt, is fysiologisch beschadigd en heeft meer behoefte aan zorg. De ontwikkeling is dan niet optimaal geweest en dat kan van invloed zijn op zijn verdere ontwikkeling als vleeskuiken. Dit kan zich uiten in opstartproblemen, verhoogde uitval, verminderde groei en een lager slachtrendement.
Vleeskuikens: Vroege vogels
Kuikens komen uit in een periode van 24 tot 36 uren. De snelheid van opwarming aan het begin van het broedproces is hier van belang, omdat de opwarmtijd van eieren op verschillende plaatsen in een commerciële broedmachine sterk kan variëren. Ook eieren die lang zijn bewaard komen later uit. Vast staat dat het kuikengewicht afneemt bij een te lang verblijf in de traditionele uitkomstkast. Dit geldt dan vooral voor de vroeg uitgekomen kuikens. Meer dan tien procent gewichtsverlies is in deze periode niet ongewoon.
Uit proeven bleek steeds een betere prestatie wanneer de kuikens kort na uitkomst in de stal werden geplaatst. Kuikens die tot twee dagen eerder geplaatst werden hadden een hoger gewicht bij plaatsing in de stal en groeiden in 49 dagen tot een hoger eindgewicht. Waar de onderzoekers echter geen rekening mee hebben gehouden is het feit dat deze kuikens twee dagen langer konden eten, en twee dagen langer bij een hogere staltemperatuur zijn gehouden. Dit maakt een eerlijke vergelijking tussen groepen niet mogelijk.
Verder komen lichte eieren vaak eerder uit dan zwaardere eieren, en henkuikens eerder dan haankuikens. De broedtemperatuur speelt hierbij een overheersende rol. Bij hogere temperaturen komen de kuikens eerder uit; bij lagere temperaturen later. Kleine afwijkingen in eischaaltemperatuur kunnen al kan leiden tot verminderde broeduitkomsten en verschillen in kuikenprestatie. Wat de optimale broedtemperatuur is, is niet precies bekend maar zal niet ver afliggen van een constante eischaaltemperatuur van 37,8 graden Celcius. De gerealiseerde broedtemperatuur is wel van belang als referentie.
Groei en regulering van de lichaamstemperatuur is onder meer afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel. Goed gebroede kuikens absorberen na uitkomst geleidelijk aan hun dooierrest, en kunnen hierdoor enige tijd zonder voedsel en water Echter, het tijdig verstrekken van voedsel en water verbeterd ook de opname van de dooierrest. Kuikens hebben na uitkomst vooral rust nodig om bij een optimale temperatuur een aantal lichaamsfuncties verder te ontwikkelen. Dan pas zijn ze bestand tegen stress als koude en worden fouten in de opvang eerder vergeven.
Onbekend is hoe vroeg uitgekomen kuikens presteren in vergelijking tot midden- of laat uitgekomen kuikens, wanneer alle kuikens precies dezelfde behandeling krijgen in de voorbroedmachine, de uitkomstkast en bij de opvang in de stal. Ook onbekend is het effect van uitkomstmoment en verblijfsduur in de uitkomstkast op de vleeskuikengroei en slachtrendementen. In deze proef is onderzocht welk effect uitkomstkast condities hebben op de kuikenprestaties en het slachtrendement. Proeffactoren die per geslacht (hennen / hanen) onderzochtzijn, zijn het tijdstip van uitkomst (vroeg – midden – laat) en de verblijfsduur in de uitkomstkast (kort – lang).
Uitkomsttijdstip
Vroeg: kuikens geboren tussen 468 en 480 uur
Midden: kuikens geboren tussen 480 en 492 uur
Laat: kuikens geboren tussen 492 en 504 uur
Verblijfsduur uitkomstkast
Kort: 0 – 12 uur
Lang: 24 – 36 uur
De kuikens werden uitgebroed in de broederij in een Petersime 84 voorbroedmachine en een zelfde type uitkomstkast. De eischaaltemperatuur werd bij deze proef ingesteld op 37,8 graden. De machine temperatuur werd hierop aangepast. Eieren werden ruim door de machine verdeeld om een evenredige temperatuur van alle eieren te realiseren. Alle broedeieren zijn voor inleg gewogen, ieder ei kreeg een unieke nummering. Bij overleggen werden alle eieren wederom gewogen, en allemaal geschouwd.
Het doel was om verschillen in opvang uit te sluiten en alle groepen kuikens tegelijkertijd in de stal te plaatsen. Daarom zijn de eieren op verschillende momenten ingelegd. Op deze manier kregen we op hetzelfde moment vroege, midden en late kuikens die 0 – 12 of 24 – 36 uren in de uitkomstkasten hadden vertoefd. Bij alle behandelingen werden de hennen en de hanen gescheiden opgezet, en per geslacht werd iedere behandeling vier maal herhaald. Figuur één laat de verschillende behandelingen zien. Op moment één werden de kuikens die tot dan toe geboren waren verwijderd uit de uitkomstbakken. Op moment twee werden alle eieren die niet uitkwamen verwijderd en bleven de tot dan toe uitgekomen kuikens nog 24 uur in de uitkomstkast. Op moment drie gebeurde hetzelfde als op moment één, maar dan voor de kuikens die kort in de uitkomstkast zullen blijven. Op moment vier werden alle kuikens tegelijkertijd uit de uitkomstkast gehaald, gesekst, geteld en per behandeling ingedeeld in doosjes met daarop een nummer van één tot 48 die overeenkwam met de kooi waarin de kuikens geplaatst werden.
Tekst: Het Aeres Pluimveeteam en studenten
Je hebt zojuist een bericht gelezen uit onze Pluimveekrant!