Korter is niet per se beter. Of toch? Ann Detelder van Het Steunpunt Korte Keten plaatst enkele kanttekeningen bij het interview met Tessa Avermaete. “Korte keten versus reguliere landbouwbedrijven? Het is geen ‘wij-zij-verhaal’.”
In een interview met het Europees magazine Horizon, dat gisteren ook verscheen op VILT, poneerde bio-econoom Tessa Avermaete de stelling dat korter niet altijd beter is als het gaat om voedselvoorzieningsketens. Zo voert ze onder meer aan dat het gemakkelijk is te denken dat lokaal kopen de juiste oplossing is, omdat het een kleinere milieuvoetafdruk lijkt te hebben. “Maar niet alles kan overal worden geteeld. Sommige regio’s hebben de juiste soort vruchtbare grond voor akkerbouwgewassen, terwijl andere beter geschikt zijn als weiland voor vee”, aldus Avermaete.
Duurzamer of niet?
Het Steunpunt Korte Keten beaamt dat bepaalde teelten beter ergens anders kunnen geteeld worden dan hier omdat de klimatologische omstandigheden daar gunstiger zijn en gewassen tegen een lagere kostprijs kunnen geteeld worden. “Dit zou duurzamer zijn maar daar zijn we het niet helemaal mee eens”, stelt Ann Detelder van het Steunpunt. “Er is hier nogal eenzijdig gekeken naar de ecologische duurzaamheid. En dat is toch maar een deel van het plaatje.”
Andere manier van landbouw
“We vinden het toch een beetje jammer dat de korte keten ‘vergeleken’ wordt met de reguliere lange keten”, gaat Detelder verder. “Het is alsof de korte keten naar voren wordt geschoven als alternatief voor het volledige landbouwsysteem. Als Steunpunt ambiëren we dit geenszins. De korte keten is een andere maar evenwaardige manier om aan landbouw te doen. Maar ook een andere manier om te groeien in de sector en een manier voor een aantal bedrijven (nu toch al zo’n 3.000 in Vlaanderen) om een volwaardig inkomen of substantieel neveninkomen te genereren.”
Ambassadeursrol voor landbouwsector
Detelder wijst erop dat korteketenbedrijven naast hun rol als voedselproducent ook andere zeer belangrijke functies hebben. “Het zijn hybride bedrijven die ook volop inzetten op educatie, recreatie en plattelandsbeleving. Het is net daar dat de consument terug contact legt met de landbouw en waar hij zijn vertrouwen in de sector terug wint. Korteketenbedrijven vervullen dus een echte ambassadeursrol voor de volledige landbouwsector. Beide modellen kunnen perfect naast elkaar bestaan zonder elkaars concurrenten te zijn. Integendeel, door elkaar de hand te reiken kan er een win-win situatie ontstaan.”
Coronacrisis en de korte keten
De coronacrisis heeft de korte keten extra in de schijnwerpers gezet. Consumenten gingen nog meer nadenken over begrippen als ‘lokaal voedsel’ en de ‘oorsprong van ons voedsel’. “Dat kunnen we met z’n allen alleen maar toejuichen”, aldus Detelder. “Wij worden overspoeld met vragen van boeren die in ‘een’ korteketenverhaal willen stappen, deels omwille van het genereren van een inkomen maar ook – en meer en meer – omdat ze zich vragen stellen bij het reguliere landbouwmodel en het op hun bedrijf op een andere manier willen aanpakken.”
Belgische producten in de supermarkt
“Vanuit het Steunpunt bieden we deze bedrijven een trajectbegeleiding aan opdat ze met kennis van zaken op een duurzame manier kunnen starten. Reguliere bedrijven hebben zeker hun plaats in ons voedselsysteem maar laten we alsjeblieft ophouden met de ‘wij versus zij-discussie’ te voeren. Wat onze Vlaamse land- en tuinbouwers produceren is allemaal lokaal. Vanuit het Steunpunt kunnen we alleen maar toejuichen dat steeds meer consumenten rechtstreeks bij de boer kopen. Maar we zijn eveneens gewonnen voor het idee dat iedere Belg in de supermarkt voor Belgische producten zou kiezen. Dit zou voor onze reguliere land- en tuinbouwbedrijven een hart onder de riem betekenen.”
Bron: VILT