Rode vogelmijten die in de volksmond ook wel bloedluizen genoemd worden, komen voor op meer dan negentig procent van de legkippenbedrijven in Noordwest-Europa. Bloedluizen tasten de gezondheid en het welzijn van de dieren aan. Ze houden zich overdag veelal op in donkere hoeken en kantjes van de huisvestingssystemen om ’s nachts tevoorschijn te komen en bloed te zuigen bij de kippen met bloedarmoede, een lager legpercentage en soms zelfs sterfte tot gevolg.
De economische schade in Europa werd in recent onderzoek geschat op meer dan 230 miljoen euro. Het bestrijden van bloedluizen op het pluimveebedrijf start liefst al tijdens de leegstand om de mijtdruk zo lang mogelijk zo laag mogelijk te houden.
Voedselveiligheid
De meeste middelen ter bestrijding van bloedluis zijn van chemische aard en omwille van hun effect op de voedselveiligheid vaak niet toegestaan voor gebruik in Europa. Het gebruik ervan moet dus absoluut tot een minimum beperkt worden. Enkel als allerlaatste redmiddel mogen deze producten aangewend worden. Dit reduceert de impact van de behandelingen op milieu en gezondheid. Daarnaast vermindert ook het risico dat de bloedluizen resistentie ontwikkelen tegen de weinige toegelaten chemische pesticiden.
MiteControl
In het MiteControl-project worden alternatieve, niet-chemische behandelingen tegen bloedluizen uitgetest in samenwerking met partners uit België, Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Hiervoor wordt beroep gedaan op Geïntegreerde Plaagbestrijding (IPM), waarbij voornamelijk gefocust wordt op preventie en het zo goed mogelijk onder controle houden van de mijtdruk. De IPM-strategieën die voor dit project ontwikkeld zijn, worden momenteel al in praktijk getest.
Preventie tijdens leegstand
Het reeds uitvoeren van preventieve acties tijdens de leegstand is cruciaal voor het onderdrukken van de bloedluisaantallen. Het tijdstip waarop voor het eerst bloedluis wordt waargenomen tijdens een legronde wordt immers sterk beïnvloed door het behandelen en reinigen van de stal tijdens de leegstand. Binnen het MiteControl-project worden pluimveehouders sterk aangeraden om de leegstand in te gaan met een zo laag mogelijke bloedluisinfectie. In het geval er op het einde van het vorige koppel een matige tot hoge infectie was, is het zelfs aan te raden om al maatregelen te nemen vóór de leegstand. Zo kunnen plaatsen waar zich groepjes bloedluizen ophouden al in de laatste week voor of binnen 24 uren na het wegladen van de hennen gereinigd worden met behulp van bijvoorbeeld water en bruine zeep.
Reinigen met het licht uit
Studies toonden immers aan dat het gebruik van zeep voor een veel sterkere reductie in bloedluizen zorgt, vergeleken met het gebruik van enkel water. Door te reinigen met de lichten uit, wordt ook zoveel mogelijk voorkomen dat de bloedluizen weer gaan schuilen in weinig toegankelijke hoekjes van het systeem.
Zeer grondige reiniging van stal
Tijdens de leegstand zelf kan de stal grondig gereinigd en behandeld worden, ook op plaatsen die niet bereikbaar zijn terwijl de hennen er gehuisvest zijn. Het reinigen van de stal omvat eerst droog reinigen zoals bijvoorbeeld de stal bezemschoon vegen en het stof overal verwijderen. Daarna kan een zeer grondige reiniging met water en zeep gebeuren, gevolgd door desinfectie van de stal.
Aanvullend kunnen andere behandelingen doorgevoerd worden tijdens de leegstand zoals bijvoorbeeld hittebehandeling of behandeling met silica. De bloedluizen worden immers langer onderdrukt op bedrijven, die combinaties van droog en nat reinigen en een vorm van behandeling tegen bloedluizen toepassen. Recent onderzoek toonde aan dat de combinatie van hittebehandeling gevolgd door silica ook veelbelovend is.
Infectiedruk verminderen
Bedrijven helemaal vrij krijgen van bloedluis is momenteel nog verre toekomstmuziek, maar door het vroegtijdig aanpakken van bloedluis tijdens de leegstand kan de infectiedruk wel verminderd worden voor aanvang van de volgende legronde.
MiteControl (NWE 756) is een project dat mede gefinancierd wordt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) via het Interreg–programma Noordwest-Europa.
De Belgische partners krijgen bijkomende steun van Provincie Antwerpen, Departement Landbouw en Visserij Vlaanderen en Boerenbond.
Totale budget Interreg NW-Europa 2014 – 2020: € 1,6 miljoen ERDF
Totale projectbudget: € 2,67 miljoen