De Europese markt voor zuivel- en vleesvervangers groeit sterk. De totale winkelomzet lag in 2019 op 4,4 miljard euro en dit loopt naar verwachting op tot 7,5 miljard euro in 2025.
Hoewel de impact op de totale uitgaven aan vlees en zuivel – jaarlijks zo’n 300 miljard euro – nog beperkt is, brengt de verwachte groei wel een nieuwe concurrentiestrijd met zich mee. Ook zijn er consequenties voor de gehele voedselketen. Doordat startups zoals Beyond Meat en Oatly en voedingsconcerns als Unilever, Nestlé en Danone er met een deel van hun klanten vandoor gaan; besluiten steeds meer vlees- en zuivelbedrijven om ook plantaardige producten te gaan maken. Die driestrijd gaat de komende jaren leiden tot een breder aanbod in het winkelschap. En alternatieven die zich op het vlak van prijs en smaak ook steeds vaker met vlees en zuivel kunnen meten, stelt het ING Economisch Bureau in een rapport.
Sterke groei zuivel- en vleesvervangers zet door, maar marktaandeel nog beperkt
Door heel de EU stijgen de verkopen van vlees- en zuivelvervangers. In de afgelopen tien jaar namen de totale winkelverkopen in de EU en het VK jaarlijks met bijna 10% toe tot een totaal van 4,4 miljard euro in 2019. Producenten breiden hun assortiment uit. Bijvoorbeeld met plantaardige hamburgers, en weten goed in te spelen op de aandacht van consumenten voor aspecten als duurzaamheid, gezondheid en dierenwelzijn. Naar verwachting zet de jaarlijkse groei van 10% zich door; en nemen de verkopen van vlees- en zuivelvervangers toe tot 7,5 miljard euro in 2025. Ondanks de sterke groei blijft het aandeel van alternatieven binnen de totale Europese markt voor vlees en zuivel (300 miljard euro in 2019) voorlopig relatief klein. Het ING Economisch Bureau raamt het marktaandeel van vleesvervangers op 1,3% en van zuivelvervangers op 4,1% in 2025.
Voor verdere groei is verbetering op drie aspecten nodig
Plantaardige alternatieven hebben drie belangrijke zwakke plekken ten opzichte van vlees en zuivel. Ze zijn relatief duur, de smaak, textuur en samenstelling laat nog te wensen over en het aanbod in sommige productgroepen, zoals kaas, is nog zeer beperkt. Verbetering op die drie aspecten is een randvoorwaarde om de sterke groei van de afgelopen jaren te bestendigen. Door de gehele keten investeren bedrijven in extra productiecapaciteit. Tegelijkertijd vindt er in Europa en de VS veel R&D plaats om de smaak en samenstelling van plantaardige alternatieven te verbeteren. Dit gaat er voor zorgen dat vlees- en zuivelvervangers de komende jaren voor meer consumenten een volwaardig alternatief gaan vormen.
Kaarten in de voedingssector worden opnieuw geschud
De opkomst van plantaardige alternatieven heeft consequenties voor bedrijven door de gehele voedselketen. Vlees- en zuivelbedrijven zien zich geconfronteerd met startups en grote voedingsconcerns die met plantaardige alternatieven op hun ‘terrein’ komen. Na een aanvankelijk afwachtende houding richten daarom steeds meer vlees- en zuivelbedrijven zich ook op plantaardig. De kennis van consumentenvoorkeuren en de bestaande relaties met supermarkten vormen daarbij een belangrijke troef. Voor de leveranciers van de voedingsindustrie zijn er zowel kansen als bedreigingen. Akkerbouwers, verwerkers en distributeurs profiteren van de toegenomen vraag naar plantaardige ingrediënten zoals erwten- en aardappeleiwit; omdat deze een aanvulling kunnen vormen op de al veel gebruikte soja en tarwe. Voor (melk-) veehouders is de afvlakking van de Europese consumptie van rood vlees en melk een bedreiging. Tegelijkertijd blijft de wereldwijde vraag naar vlees en zuivel groeien, dit onderstreept het belang van exportmogelijkheden.
Kantelpunt nog ver weg en niet vanzelfsprekend
Ondanks de sterke groei; is het onwaarschijnlijk dat plantaardige vlees- en zuivelvervangers op korte termijn op grote schaal de plek van vlees en zuivel innemen. Zo beschouwt momenteel de helft van de consumenten plantaardige vervangers nog niet als volwaardig alternatief. Daarnaast vergt het aan de aanbodkant enorme investeringen om de productie van vlees- en zuivelsector te evenaren. Hoewel veel voedingsbedrijven een stap in die richting zetten; gebeurt dat nog minder drastisch dan wat nu bijvoorbeeld plaatsvind in de auto-industrie. Waar alle grote fabrikanten met nieuwe modellen de overstap naar elektrisch maken. Uit onze berekeningen blijkt dat zelfs wanneer plantaardige vervangers in het huidige tempo zouden blijven groeien het nog minimaal tot na 2050 duurt voordat de verkopen zich met die van vlees en zuivel kunnen meten.
Bron: ING