Met de ervaringen van de voorbije zomers kunnen we opnieuw periodes met hittestress verwachten. Naast diverse managementmaatregelen is gekend dat bepaalde additieven, zoals zink of vitamine E via voeder of drinkwater, een positief effect hebben om hittestress bij vleeskuikens beter te beheersen.
Maakt de vorm waarin het zinkmineraal wordt toegediend iets uit en versterkt de combinatie met vitamine E het positief effect? Dat onderzocht ILVO/UGent-onderzoekster Annatachja De Grande in een vleeskuikenproef aan het ILVO. De belangrijkste bevindingen worden hieronder gegeven.
Hittestress en de gevolgen
Vleeskuikens zijn zeer gevoelig aan hittestress. Ze raken hun warmte niet makkelijk kwijt doorheen hun vederkleed, hebben geen zweetklieren en zitten zeker naar het einde van de ronde toe dicht op elkaar in de stal. De mogelijkheid om warmte aan de omgeving af te geven, rechtstreeks of door verhoogde afgifte (verdamping) via de ademhaling neemt snel af bij temperaturen in de buurt van 30°C. Het gevolg is het oplopen van de lichaamstemperatuur met in eerste instantie mindere productieprestaties (o.a. door een lagere voederopname) en bij hoger oplopen van de lichaamstemperatuur zelfs dodelijke uitval.
Hittestress kan ook een negatieve impact hebben op de darmgezondheid van de kuikens. Zo kan de morfologie van de darmwand wijzigen, waarbij het darmoppervlak gereduceerd wordt. Dit leidt tot een slechtere absorptie en vertering. Bovendien kan de integriteit van de darmbarrière aangetast worden, waardoor verschillende ontstekingen kunnen ontstaan. Daarnaast kan hittestress een groot effect hebben op de vleeskwaliteit. Het vlees is dan vaak veel lichter van kleur (PSE-vlees) en heeft een lagere waterhoudende capaciteit, waardoor kook- en dripverliezen veel hoger zijn.
Vitamine E en zink
Van vitamine E is o.a. de sterke anti-oxidatieve werking gekend en wordt een verhoogde supplementatie aangeraden tijdens warme periodes. Van zink is geweten dat het een cruciale rol speelt in vele biologische processen en dat het ook van belang is voor de goede werking van o.a. darmwandcellen die vaak op de proef worden gesteld in periodes van hittestress.
De interactie tussen beide additieven of welke vorm van zinkbron (anorganisch of organisch) het best geschikt is, was het onderwerp van het onderzoek van ILVO/UGent-onderzoekster Annatachja De Grande.
De proef
De courante anorganische zinkbron (zinksulfaat, ZnSO4) werd in de proef vergeleken met een (beter bio-beschikbare) organische zinkbron (zink-aminozuurcomplex ZnAZ, Availa®Zn, Zinpro Corporation).
Om de effecten goed tot uiting te laten komen werd gekozen voor een ‘uitdagend’ voeder, namelijk waarbij 5% tarwe door rogge vervangen was (hoog NSP-gehalte) en tevens een vrij hoog ruweiwitgehalte. Door dit moeilijker verteerbaar voeder te geven aan de vleeskuikens, kwam de darmgezondheid extra onder druk. Beide zinkbronnen (aan 60mg/kg) werden getest met 2 gehaltes vitamine E: normale dosis: 50 mg/kg of met een verhoogde dosis: 100 mg/kg. Vier proefgroepen werden getest met in totaal 1.224 mannelijke ROSS 308 kuikens.
Een 3-fasen voederschema werd toegepast:
- Starter (0-10d): kruimel
- Groeier (10-28d): korrel
- Finisher (28-36d): korrel
De hittestress
Tijdens de finisherperiode werden de kuikens onder hittestress gebracht door volgend chronisch cyclisch hittemodel toe te passen: 12 uur normale temperatuur (25°C) gevolgd door 3 uur opwarmen (van 25 naar 32°C), daarna 6 uur onder hittestress blijven (32°C) om te eindigen met 3 uur afkoelen (van 32°C naar 25°C). De volgende dagen werd deze cyclus herhaald tot aan slachtleeftijd (dag36).
Resultaten
In de proef werd de hoogste groei bekomen wanneer het beter beschikbare ZnAZ-complex gecombineerd werd met een vitamine E-gehalte van 50 mg/kg. Verwacht werd dat een hoger vitamine E-gehalte dit effect nog zou versterken, maar dit werd niet waargenomen in deze proef. Over de verschillende fases heen werd de gunstigste groei en voederconversie bekomen bij het organische ZnAZ in combinatie met een normaal vitamine E-gehalte. In de starter- en finisherfase was dit uitgesproken, maar dit effect ontbrak in de groeierfase (Fig. 1).
Fig.1: De voederconversie was significant beter na de starter- en de finisherfase bij de groep die organisch ZnAZ toegediend kreeg in combinatie met een normaal vitamine E-gehalte (50 mg/kg). Dit effect was niet meer aanwezig bij een hoger vitamine E-gehalte.
Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er in de groeierfase geen specifieke ‘challenge’ is voor de vleeskuikens, terwijl dit wel het geval is in de starter- en finisherfase. De starterfase is sowieso een uitdagende fase voor de kuikens die van een eiwitrijk (dooier) naar een koolhydraatrijk voeder moeten overschakelen en hun eigen lichaamstemperatuur plots moeten zien te regelen. Tijdens de finisherfase werd in deze proef een bijkomende temperatuurchallenge gecreëerd aan de hand van het cyclische hittestressmodel. Door die challenges ervaren de dieren in de starter- en finisherfase een groter positief effect van de betere beschikbaarheid van het organische ZnAZ.
Betere darmgezondheid met organisch ZnAZ
De snellere groei, in afwezigheid van een grotere voederopname, zou kunnen wijzen op het feit dat de nutriënten efficiënter benut werden bij de ZnAZ-groep in vergelijking met de ZnSO4-groep (en dit in combinatie met normaal vitamine E-gehalte). Bij het bestuderen van de morfologie van het duodenum (twaalfvingerige darm) werden bij de ZnAZ-groep effectief langere darmvilli gezien alsook een grotere verhouding van de darmvilli t.o.v. de cryptedieptes. Deze parameters wijzen op een groter darmoppervlak, wat effectief voor een betere vertering en absorptie van nutriënten kan zorgen.
Uit eerdere studies was ook reeds gekend dat de opname van het mineraal zink bij ZnAZ op een andere manier plaatsvindt dan bij ZnSO4. Bij ZnAZ-complexen wordt het zinkmineraal opgenomen door ‘aminozuurtransporteurs’ die praktisch nooit verzadigd raken. Bij zinkzouten zoals ZnSO4 wordt het zinkmineraal dan weer opgenomen door ‘zinktransporteurs’ die wel eindig zijn. Zink kan dus vlotter (en langer) vervoerd worden bij ZnAZ-complexen en is beter beschikbaar op plaatsen waar nodig.
Verbeterde vleeskwaliteit
Bij de ZnAZ-groep werd een hogere opbrengst aan borstfilet opgemeten (tabel 1) t.o.v. de ZnSO4-groep. Deze borstfilet had dan ook nog eens een hogere waterhoudende capaciteit wat significant lagere dooi- en dripverliezen tot gevolg had. Er was geen effect te zien op de totale karkasopbrengst.
Tabel 1: Het gebruik van ZnAZ in plaats van ZnSO4 zorgt voor een hoger percentage aan borstvlees en een lager drip- en dooiverlies wat duidt op een betere vleeskwaliteit
Besluit
Onder deze omstandigheden, waarin de vleeskuikens hittestress tijdens de finisherfase ervaarden, werd de maximale groei en meest gunstige voederconversie bereikt bij de ZnAZ-groep in combinatie met een toediening van 50 mg/kg vitamine E. De darmgezondheid in deze groep was duidelijk beter (groter darmoppervlak; minder lekkage) wat zorgt voor een betere vertering van de nutriënten. Naast een hogere opbrengst aan borstfilet, kreeg de ZnAZ-groep ook de beste vleeskwaliteit (lagere drip- en dooiverliezen) toegeschreven. Interessant in de studie is wel dat de positieve effecten op de groei van ZnAZ verdwijnen bij een hoger vitamine E-gehalte. De interactie tussen de zinkbron en het vitamine E-gehalte in het voeder moet zeker nog verder onderzocht worden.